TRAMMELANT IN 'HET WAPEN VAN TEXEL'
Voor Simon Theodorus Beets 1),
openbaar notaris in de residentie van
Texel, deze ondertekend hebbende, en
in tegenwoordigheid van de nagenoemde
en mede ondergetekende getuigen, zijn
gecompareerd:
Jan Sparrenburg 2), gruttersknecht,
wonende ten huize van Jan Kleun
Michielsz. Helenius 3), grutter, aan
den Burg binnen de gemeente van
Texel voornoemd en Jan Prikker 4),
koekebakkersknecht, wonende ten
huize van Geert Michielsz Helenius 5),
koekebakker aan den Burg voormeld.
Welke comparanten aan ons, in gemoede,
hebben verklaard en geassiemeerd dat
zij, op laatstleden donderdag, zijnde
geweest den dertiende dezer lopende
maand, des avonds tussen acht en
negen uren, zich persoonlijk hadden
bevonden ten huize van Reijer Grooff
6), kastelein in de herberg genaamd Het
Wapen Van Texelstaande aan den Burg
voornoemd, en wel in de gemeene haard
of algemene verzamelplaats van dezelve
herberg, alwaar zij zich, gezamenlijk
met Lammert Stam 7), doende
boerenbedrijf en Cornelis van Keeren
8), wagenmakers leerling (de eerste
oud twintig en de tweede oud negentien
jaren) beiden insgelijks op de gemelde
openbare plaats mede aanwezig waren
geweest, de heer Jans Simonsz Ran
9), suppliant-vrederechter (vervangend.
Martinus Langeveld was de vrederechter.
Red.) van het kanton Texel enz. enz. enz.
benevens deszelfs achttienjarige zoon
Jan Jansz Ran 10), voorts Cornelis
Verberne ll), grossier in sterke dranken,
Pieter en Cornelis Hassing 12). beiden
slachters en vleeshouwers, alle mede
aan den Burg woonachtig, en eindelijk
de kastelein, den hierboven gemelde
Reijer Grooff zelf.
Dat, terwijl zij comparanten, met de
beiden hierboven genoemde jongelieden,
met het kaartspel bezig waren, door de
overige zich in het vertrek bevindende
personen in het brede was gesproken
over de wol- en veehandel zonder dat zij
comparanten echter bepaaldelijk kunnen
zeggen waarin dat discours eigenlijk
bestaan hebbe, als, natuurlijkerwijze
hunne aandacht meerder op hun spel
dan op het buiten hun omgaande
gevestigd hebbende.
Dat echt die gesprekken al lang
zamerhand levendiger wordende, daar
uiteindelijk tussen gemelde heer Jans
Simonsz Ran aan de ene, en de gezegde
gebroeders Hassing aan de andere zijde,
ene hevige twist was ontstaan waardoor
de comparanten verhinderd waren
geworden deszelver spel verder voort te
zetten en alzo ook als van zeiven in de
gelegenheid waren gebracht om meer
bepaaldelijk kunnen aandacht op den
twist te vestigen.
Dat zij, comparanten, dan ook als toen
zeer duidelijk en distinct hadden gehoord
dat de gemelde heer Jan Simonsz Ran
eerste tegen meergenoemde Cornelis
Hassing en vervolgens tegen deszelfs
broeder Pieter Hassing, onder een
allerverschrikkelijkst vloeken en razen,
hadde gezegd: "Je bent een schurk en
een schelm."
Ja, zelfstot afgrijzen van de comparanten
en alle andere aanwezigen, en tot groot
hartzeer van de gemelde broeders
Hassing, hun nog hadde toegevoegd: Je
vaar, (bedoelende daarmee ongetwijfeld
hunnen, voor enigen tijd, overleden
vader Pieter Hassing) was ook een
schurk en een schelm".
Dat verder de gezegde Jan Simonsz
Ran, door deszelfs gemelden zoon Jan
Jansz Ran nog enigszins in deszelfs
woede en uitdrukkingen en gebaren
was tegengehouden, en tevens van
de gemelde gebroeders Hassing door
de comparanten en enige der andere
aanwezigen waren aangeraden
geworden, om, ter voorkoming van
18