REIGERS en AALSCHOLVERS.
MEI 1899.
Aflevering 3.
Redactie 2
E. Heimans, J. Jaspers jr. en Jac. P. Thijsse.
Adres van do Redactie:
E. Hkimans, Rozengracht G3, Amsterdam. <ji
Uitgave van
W. VERSLUYS te Amsterdam.
Prijs per jaar f 3.60.
'tls nu een jaar of acht geleden, dat ik op een
mooien Mei-middag voor mijn open raam zat te lezen,
't Was een Vrijdag en ik verwachtte dien avond
een paar vrienden uit Londen, met wie ik de vol
gende dagen ons vogelrijke eiland ik woonde
toen nog op Texel zou doorkruisen. Daarom zat
ik nu alvast een paar Engelsche vogelboeken door
te bladeren, want ik vind het altijd vervelend, als
je met een vreemdeling loopt en naar je woorden
moet zoeken.
Nu zijn er mooie Engelsche boeken over vogels;
ik genoot naar hartelust en had nog het genoegen
erbij, dat de spotvogel uit 't Park en die in de vlier
boom van mijn buurman Klaas tegen elkaar op
zongen, terwyl de spreeuwen op 't schooldak zich
oefenden in de allernieuwste spreeuwengeluiden.
Opeens kwamen twee jongens uit de middelklas
van mijn school hijgend en bezweet de Hollebol
opstormen en zoodra ze me in het vizier kregen,
riepen ze als uit den mond: „Mijnheer, mijnheer,
er zijn wat een malle vogels in de eendenkooi van
Teun de Boer!"
„Wat voor vogels."
„Dat weten we niet. 't Lijken wel groote zwarte
eenden en ze nestelen er ook."
Nu, als Sam en Piet van een vogel moesten
erkennen, dat hij hun vreemd was, dan moest het
voor Texel wel iets bijzonders wezen, ik maakte
dan ook niet veel complimenten en een oogenblik
later liepen we met z'n drietjes het dorp uit, het
Schilder-end op, naar de eendenkooi, die nog een
minuut of tien aan gene zyde van den Hoogen
Berg ligt.
Sam en Piet vormden een firma. Samen hadden
ze een collectie van vogeleieren, zelf bijeengebracht
en netjes gerangschikt. Ze kenden alle Texelsche
vogels en wisten olk nest op een uur in 't rond.
Wij waren natuurlijk dikke vrienden en ze hadden
voor mij geen geheimen. Ik hoor 't Sam o.a. nog
zeggen. „Mijnheer, zei hij, als de ramen van de
school zoo openstaan, dat je de blauwe lucht kan
zien, dan denk ik dikwijls: wat zullen de mareis
nu heerlijk rondvliegen in 't weiland Waal en Burg
en nu spelen de kemphaantjes aan den Motweg.
Dan let ik wel eens niet op, en zoo komen de fouten
in de Duitsche thema.
Daar kon ik „in" komen; daarom was ik in 't
voorjaar dan maar wat zuinig met thema's en liet
de kinderen liever mooie Duitsche of Engelsche
„natuurvorsjes" uit 't hoofd leeren. Met dat al bleef
de concurrentie met de vogels nog moeilijk genoeg.
Nu draafden we gezellig den Hoogen Berg open
9