In mijn hoedanigheid van
leider der registratie van de klokken
in de provincie Noordholland moge ik
U. E.A. ingevolge daartoe verkregen
opdracht van den heer Inspecteur der
Kunstbescherming door dezen verzoeken
liefst zoo spoedig als U mogelijk is, de
klok ten Uwent te OOSTEREND in den
toren der Ned. Herv. Kerk, werk van den
gieter Henr. Wegewart te Kampen van het
jaar 1598 (waarop voorts eenige namen
voorkomen; diameter aan den randslag
1 M. gewicht 625 k.g.; voorloopig
registratieno. C.176) wel te willen doen
merken met de hoofdletter "P", in dier
voege, dat dit teeken duidelijk zichtbaar
zij.
Ik teeken hierbij voor zooveel
noodig aan, dat na overleg met de
Rüstungsinspektion is vastgesteld, dat
alle klokken, die niet met de U reeds
bekende letter "M" (Monument) of met
deze "P" (Prüfung) zijn aangeteekend,
zonder meer zullen worden weggevoerd.
Aangezien niet bekend is
wanneer de aannemers met hun arbeid
aanvangen zullen, doch anderzijds kan
worden verwacht, dat zulks niet lang
meer op zich zal laten wachten, moge
ik U E.A. verzoeken in deze zooveel als
mogelijk is, spoed te betrachten.
Gaarne ontvang ik een bevestiging
in schriftelijken vorm van U zoodra het
merken van deze klok te Oosterend zal
hebben plaatsgevonden; waarvoor ik U
bij dezen bij voorbaat gaarne dankzeg.
Inmiddels verblijf ik met
verschuldigde hoogachting,
Van U E.A. de dv.
(was getekend: J. Belonje}
[onderaan de brief - in potlood - 12 maart
1943 te Oosterend letter P aangebracht. TJ
Dit wordt de heer Belonje op 13 maart
schriftelijk medegedeeld.
De commissaris der provincie
Noordholland, Backer, komt met een
schrijven van 12 april 1943 nog eens
terug op de circulaire van 1 december
1942, omdat hem bij herhaling is
gebleken dat deze mededeling tot
misverstand aanleiding kan geven. Hij
omschrijft het als volgt:
"Bedoeld is slechts, dat na afloop
van de vordering ter plaatse één klok
zal kunnen blijven hangen, een klok, die
alsdan met die bestemming zal worden vrij
gegeven, een klok derhalve, die wellicht uit
een andere plaats afkomstig is. De opvatting
dat niet alle klokken uit een gemeente zullen
worden weggevoerd, is dan geenszins juist.
Behalve in het spergebied langs de kust,
waaruit alle klokken zonder uitzondering
worden verwijderd, zullen alleen de 'M'
klokken ongemoeid gelaten worden. Alle
overige klokken worden weggevoerd met
dien verstande, dat uit de opslagplaatsen,
na selectie, een aantal klokken ter
beschikking zullen worden gesteld voor
alarmdoeleinden waar zulks noodig
blijkt. Voor dit doel zullen vermoedelijk in
de eerste plaats de ~C' klokken met een
gewicht van niet meer dan 150 kg. worden
aangewezen. Ik wijs er nadrukkelijk
op, dat uit het bovenstaande volgt, dat
pogingen om het wegvoeren van klokken
te voorkomen vruchteloos zullen moeten
blijven. Slechts indien door het wegvoeren
van een klok ernstige schade dreigt te
worden toegebracht aan een monumentale
toren, dat is aan een toren die opgenomen
is in de lijst der Nederlandse monumenten
van geschiedenis en kunst, is er aanleiding
om terzake overleg te plegen. Daarbij dient
in het oog te worden gehouden, dat hier
slechts sprake is van zoodanige schade als
het gevolg zal zijn van de omstandigheid,
dat de klok niet verwijderd kan worden
zonder dat belangrijke hoeveelheden
metselwerk moeten worden afgebroken
ofwel de constructie op eenigerlei wijze
ernstig wordt bedreigd.
In zulk geval dient men zich te wenden
tot den Inspecteur Kunstbescherming
te 's Gravenhage, Sweelinckplein 84
(telefoon 390468), met een deskundig
rapport omtrent de maatregelen die voor
het verwijderen van de klok noodzakelijk
zouden zijn.
Tot den Rüstunasinspekteur dient
men zich niet te wenden.
8