vrienden van de Kikkerts. Harmanus' zuster Aafje en Leijs, de vrouw van Harmanus' broer Arie worden het vaakst genoemd. De ruzies tussen deze Leijs en Aatje worden uitvoerig beschreven. Ik citeer Aagje: "Suster Aave en Leijse zijn heele kwaade vrinden." Maar soms werd er ook gewoon gelachen in de familie Kikkert-Luijtsen. Toen de hoogzwangere Aagje in 1780 uitriep: "Ik wouw dat Harmanus van de nacht eens bij mij was", hadden Aatje en Leijs spitsvondig gereageerd met de opmerking "Wouw je nog meer hebben? Me dunkt dat je al genoeg hebt aan u dikke leijf." Aagje beschreef veel aspecten en wetenswaardigheden van het dagelijks leven in Den Burg. Harmanus bleef zo op de hoogte van alle lokale roddelverhalen en overlijdensberichten. Op 8 april 1780 werd Klaas, de tweede zoon van Aagje en Harmanus, geboren. Harmanus was toen met zijn schip de Parel op weg naar Batavia. Twee maanden na de geboorte beschreef Aagje de nieuwe Kikkert aan haar man. Klaas was "een beeld van een kind en is vrij wat zoeter als ons Lammert geweest is." Zeven maanden later overleed Klaas echter aan de kinderpokken. Kort daarna volgde een brief, die zoals Aagje meldde "bedroefd geschreeven en nat van traanen en droefheid" was. Het is de aangrijpendste brief die ik heb aangetroffen. Aagjes hart was "overstelpt van droefheijd want lief op den 18 november is mijn lieve jongste zoontje Klaas Kikkert uit het land der levendige weggenomen en overgegaan hoop ik in het Koninkrijk der Hemelen". De beschrijving van Klaas' ziekte is aangrijpend: hij "was van zijn hoofd tot zij voetjes toe vol [met pokken] en het smartelijke daarvan dat hij in zijn borstje is gesmoord". Aagje schreef dat ze zowel vader als moeder was geweest voor Klaas: "Wat een liefde ik van dat kind gehad heb kan ik u zoo niet schrijven lief, want u kant het zoo niet begrijpen, want u heeft het nooit gezien." Ze berustte enigszins in haar lot door te stellen dat dit alles kennelijk Gods wil was geweest. Vele kinderen in de buurt waren ook overleden. Lammert, die wel koortsig was maar niet de pokken had gekregen, was Aagjes enige troost. Aagje brak de brief af, want (zo schreef ze) "heb nu niet veel lust en mijn hand beeft zoo dat ik meest niet kan schrijven." Het schrijven van brieven was toch al vaak problematisch voor Aagje, omdat Lammert zo zat te klieren. Hij knipte een stuk van het papier af of hij trok het steeds uit haar handen. Eigenlijk wilde hij zelf schrijven. "Na mijn eigen vader", zei hij, "Het is mijn vader en uwe niet." In de allerlaatste brief van Aagje die ik heb aangetroffen, die van november 1780, zat iets heel opmerkelijks. Deze brief bevatte een klein los blaadje, waarvan de voorkant gevuld is met cirkeltjes ('ootjes'). Dit was gemaakt door Lammert. Ik heb een kopie ervan in mijn hand. Op de achterkant schreef Aagje: "Dit is je zoon zijn schrift vader. Hij wouw allan een brief na zij vader toe schrijven, want hij meent dat ik vergeet om na zijn vader te schrijven om mooi goed en lekkers en nu heeft hij het zelf geschreven en zo als u ziet alle ootjes." Na dit laatste levensteken stoppen de brieven van Aagje. Harmanus kwam vanwege de oorlog uiteindelijk met een Deens schip eind 1781 weer terug naar Texel. Ongetwijfeld heeft Aagje op volgende reizen van haar man, die nog op wist te klimmen tot gezagvoerder, weer vele epistels verstuurd. Naar de inhoud daarvan kan men slechts raden, maar dat zij Harmanus nog steeds miste terwijl hij over de zeeën zwierf is aannemelijk. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2003 | | pagina 8