Wij zijn wonderlijk bewaard door Gods hand!
In de nacht van 23 op 24 november 1938 beleefde de bemanning van de TX 49 de "JONGE
BIEM" een angstig avontuur. Veertig jaar later vertelt Lodewijk Bremer zijn verhaal aan een
verslaggever van de Texelse Courant.
Schipper Cor Vlaming, Johannes van Dijk, Jan Sleutel en hij ontsnappen aan den dood\
Het moet een volwaardige orkaan zijn geweest
die de Noordzee 65 jaar geleden in een koken
de hel veranderde. De "Jonge Bi enk was niet
het enige schip dat er in terecht kwam.
Oosterenders gingen toen ook niet zo gauw
naar huis, als het weer verslechterde. Boven
dien hadden ze reden om vertrouwen te heb
ben in hun kotters, want die behoorden tot de
eliteschepen van de toenmalige Texelse kot-
tervloot die slechts elf ijzeren kotters telde
naast een veel groter aantal houten botters en
blazers.
In de huidige tijd zou de TX 49 met zijn 120
PK industriemotor weinig indruk maken. Het
schip was zowat de helft korter dan zijn
hedendaagse opvolgers en had geen radio of
andere elektronische naviga-tie-hulpmiddelen.
In verband met dat laatste was het onmogelijk
om door weerberichten te worden gewaar
schuwd en het geven van een geruststellend
seintje naar huis was er ook niet bij. Het was
toen nog betrekkelijk gewoon dat de mensen
thuis dagenlang in ongerustheid zaten als het
slecht weer was.
Niet gevlucht
Die gedenkwaardige orkaan brak los op
woensdag, twee dagen na het vertrek uit
Oudeschild. Veel mensen op Texel vroegen
zich af hoe de kotters het zouden hebben, maar
toen in de loop van de dag het bericht kwam
dat ze een veilige schuilplaats hadden gevon
den in de haven van Terschelling, was ieder
een opgelucht. Achteraf bleek dat slechts vijf
kotters de Terschellinger haven waren binnen
gevlucht; de andere hebben het noodweer op
zee moeten doormaken. Ze kwamen er niet
allemaal zonder kleerscheuren vanaf. Eén
daarvan was de TX 29 van Drijver die woens
dagavond met een stukgeslagen stuurkast de
haven van den Helder binnenliep. Zelfs op de
Waddenzee ondervond de scheepvaart veel
hinder. De boten van de TESO konden het
nauwelijks bolwerken en de beurtschepen
kwamen niet verder dan "t Horntje en moesten
terugkeren. Het moet zeker windkracht 12 zijn
geweest.
Muur van water
"Het was dwars van Ameland, even buiten de
rug van Terschelling", herinnerde Lo Bremer
zich. "Het ging steeds harder waaien en met
moeite hielden we de kotter met de kop op de
golven". Schipper Cor Vlaming lag in het
vooronder te kooi, want hij was in zijn gezicht
gewond geraakt toen de dikke spiegelruit van
de stuurkast door een 'valse kluit' water werd
versplinterd. "Ik had net een pijp gerookt en
het luik naar de machinekamer gesloten toen
het gebeurde. Het schip trilde ineens heel
vreemd en toen ik in de duisternis naar buiten
keek, zag ik in een ogenblik een muur van
water. Ik kon heel hoog de schuimrand aan de
bovenkant zien, want daar schenen de lampen
van de kotter op. Een tel later veranderde alles
in een heksenketel; iedereen en alles werd alle
kanten opgesmeten. Het werd donker, water
stroomde binnen, het was een geweldig
kabaal. Ik dacht: nu gaan we de eeuwigheid
in".
24