om in Amerika een beter leven te zoeken. Op
deze enorme stroom mensen waren de ha
vensteden en de scheepseigenaren niet voor
bereid. Er moest worden geïmproviseerd.
Een 'veelbelovende' zaak diende zich aan.
Oude schepen werden weer in gebruik geno
men, avontuurlijke kapiteins werden gerekru
teerd, emigranten werden in schepen gestopt
-hoe meer hoe liever en hoe winstgevender-
en dan gingen de transporten de zee op. Zon
der zorgvuldige planning en zonder wettelijke
voorschriften voor een minimale uitrusting
van het schip ten bate van de passagiers. (In
Nederland pas in 1837 wettelijk geregeld en
vastgelegd.)
Als men goederen vervoerde met goede
schepen dan was de verzekeringspremie
goedkoper. Voor emigranten kon men zich
echter niet verzekeren, zodat voor hen de
slechtere schepen gebruikt konden worden.
Het waren gewoonlijk Hollandse, maar ook
Amerikaanse, Zweedse, Russische en Engel
se schepen die de emigranten naar Amerika
brachten. Het merendeel vertrok uit Amster
dam. De wachttijd in Amsterdam deed het
meegenomen vermogen van de immigranten
snel interen, mede omdat drinkwater duur
betaald moest worden. In deze stad, waar
het zoute water voortdurend binnendrong,
waren geen drinkwaterbronnen voorhanden.
Het drinkwater moest met aken vanaf de
Vecht worden aangevoerd. Pas in 1858 werd
een ondergrondse waterleiding van buitenaf
naar de stad aangelegd.
Velen wisten ook de prijs van de overtocht
niet: 170 gulden voor personen ouder dan 13
jaar; van 4 tot en met 13 jaar betaalde men
85 gulden. Kinderen onder de 4 jaar reisden
gratis mee. Betaalde men pas in de haven
van aankomst (vrijkopers), dan waren de be
dragen resp. 190 en 95 gulden. Stierf zo ie
mand als er meer dan de helft van de vaaraf-
stand was afgelegd, dan moesten de overige
familieleden dit 'overtochtgeld' betalen. Ging
men eerder dood, dan was het een verlies
post voor de kapitein (rederij/bevrachter).
Het groeiende aantal Zwitsers en Duitsers dat
in Nederland aankwam om zich naar Amerika
in te schepen en dat de veiligheid van de stad
bedreigde, omdat zij niet beschikten over vol
doende middelen van bestaan, had de Ne
derlandse koning Willem I tot het besluit aan
gezet, om vanaf 15 juni 1817 het reizen naar
Nederlands grondgebied alleen toe te staan
als een betrouwbare inwoner van het konink
rijk zich borg stelde voor de kosten die ont
stonden als de emigranten erg lang moesten
wachten op hun verscheping.
De oversteek van de Atlantische Oceaan was
het meest riskante deel van de reis. Men kon
slechts hopen die reis in een zo kort mogelij
ke tijd af te leggen, genoeg te eten te krijgen
en goed behandeld te worden door de kapi
tein, de bemanning en de medereizigers. Van
belang was uiteraard ook dat de men gezond
bleef. Aan de gevolgen van stormen en
schipbreuk moest men maar helemaal niet
denken. Tot slot was het nog de vraag of men
in de juiste haven van bestemming af zou
meren. In het geval dat men als 'vrijkoper'
ging, hoopte men een goede werkgever te
vinden die de kosten van de overtocht zou
betalen.
Het 'vrijkoperssysteem' werkte als volgt:
De emigrant ging bij aankomst in Amerika
een arbeidsovereenkomst aan voor een be
paald aantal jaren bij een werkgever. Die be
taalde dan de schulden van de overtocht; dit
systeem was in de Britse koloniën in Noord-
Amerika en in de latere Verenigde Staten tot
ongeveer 1820 wijd verbreid. Het droeg ertoe
bij de grote behoefte aan arbeidskrachten te
dekken. De uitdrukking 'redemptor" vrijko
per, is afgeleid van 'to redeem' vrijkopen.
Men spreekt ook van 'indentured servitude':
contractueel vastgelegde dienstarbeid
(knechtschap). Het systeem werd vaak als
handel in 'witte slaven' aangeduid. In werke
lijkheid verkocht de emigrant zich niet zelf,
maar tijdelijk zijn arbeidsprestatie. Hij was in
ieder geval niet rechteloos. De arbeidsver-
plichtingen golden in de regel voor een perio
de van de twee tot vier jaar, dit was afhanke
lijk van het aantal te verzorgen gezinsleden.
Het waren standaardcontracten, die geregi
streerd werden en waar de 'vrijkoper1 ook een
afschrift van kreeg.
De emigranten hadden vaak een verkeerde
4