Verbod over het aan land komen van scheepsvolk van 1535
Over opvarenden om te land te komen
15
Frans Arienszoon Falckoogh wordt in oktober
1579 aangesteld als secretaris der stede en-
de eijlande van Texel en is tevens notaris,
aangesteld door het Hof van Holland. Aan
hem hebben wij te danken dat we op de
hoogte zijn van alle privileges en stadsrech
ten van Texel. Hij schreef deze in een apart
boek over en juist dit boek is door de tijden
heen bewaard gebleven en is nu het oudste
document van het gemeentearchief van
Texel, in het archief bekend onder GAT inv.
nr. 1.
Op pagina 35 van dit boek vinden we een
interessant stuk, getiteld: Van bootsgesellen
om t'lant te come. Dit stuk dat oorspronkelijk
dateert van 1535 is uiteraard niet voor niets
opgesteld. Het blijkt dat opvarenden van
schepen die op de Rede van Texel liggen te
wachten op goede wind, of schuilen voor
stormen, het land opgaan en daar roven en
geweld gebruiken. Hier moet tegen opgetre
den worden. Het stuk dat nu volgt is door mij
in hedendaags Nederlands hertaald met af
en toe de oorspronkelijke tekst cursief tussen
haakjes. Na de hertaling volgt nog een korte
conclusie waarom dit plakkaat in 1535 werd
ingesteld en in 1579 door Falckoogh werd
herhaald.
Karei, bij de gratie Gods Rooms-Keizer enz.
(kopie zonder handtekening)
Daar tot ons berichten zijn gekomen dat niet
tegenstaande de verordening, waarin ver
meld is dat de opvarenden van de schepen
liggende voor Texel wachtend op goede wind
en weer, aan boord moeten blijven, zij in het
jaar 1579 groepsgewijs (rotgewijs) en in gro
ten getale aan land gaan om konijnen in de
duinen te vangen, gewelddadig zijn en veel
misbruik en kracht (violentie, fortse ofte ge-
welt) plegen, waarvoor ze gestraft kunnen
worden aan lijf en goed, en dat de schippers
toezicht zouden hebben op hun boots- en
scheepsgezellen dat zij op het schip zouden
blijven, zonder hen toe te staan de bewoners
van Texel geweld of schade toe te brengen of
geroofde goederen scheep te brengen of de
konijnen te stelen op straffe als eerder ge
noemd. Desondanks hebben de schippers
van de schepen die op de Rede van Texel
liggen, het laten gebeuren dat hun boots- of
scheepsgezellen op het land van Texel deu
ren hebben opengetrapt, vensters openge
maakt, ramen kapot gesmeten, beesten en in
het bijzonder schapen genomen, doodgesla
gen en naar hun schepen gebracht, sommige
schapen uit kwaadheid in de gracht gejaagd,
paarden genomen en daarop gereden, ook
enige paarden geslagen en gekwetst en ook
enige in de sloot gejaagd en doen verdrinken
versmozenen nog meer zaken die een
slecht voorbeeld zijn. Wij kunnen dit niet lan
ger toestaan,
daarom delen wij mee en bevelen hierbij dat
gij gaat naar Waterland, Amsterdam, Fries
land, Texel en elders om op plaatsen waar
men gewoon is mededelingen te doen, aldaar
in het openbaar het bevel mee te delen dat
alle schippers, bootsgezellen en scheepsge
zellen van de schepen die op de Rede van
Texel komen te liggen, zich te schikken heb
ben in de regeling niet meer dan twee perso
nen (leffens letterlijk: levens) uit elk schip
aan of op het land van Texel te brengen. De
ze mogen geen geweer of steekwapen
(scarp) bij zich hebben, niet op het eiland
overnachten en geen geweld plegen tegen de
inwoners van Texel, noch schade doen aan
hun beesten en goederen op straffe van ver
lies van lijf en goed (dus de doodstraf; de
overheid neemt de goederen in beslag). De
reders van de schepen, waarvan de perso
nen komen die tegen het gebod ingaan, krij
gen een boete van zestig gulden, te betalen
aan de overheid en voorts moeten zij alle
schade die door hun schippers, bootsgezel
len of scheepsgezellen zijn veroorzaakt, ver
goeden.
Wij bevelen alle inwoners van Texel de
schout of burgemeesters die de delinquenten
willen aanhouden en straffen, alle hulp, bij
stand en assistentie te geven. Zij die onwillig
zijn geweest te helpen zullen gestraft (arbitra-
lick gecorrigeert) worden naar bevind van