volgen met de versie uit de schoolboekjes: Zo heb ik het zelf nog gezongen in de eerste of tweede klas en hoewel nog onkundig van de wisselwerking tussen bloemetjes en bijt jes, vond ik het een onbevredigend slot. Een meisje dat haar liefde verklaart afschepen met een pak op haar donder druiste in tegen mijn -zeker al aanwezige- mannelijke gevoe lens. De ontdekking van de originele tekst bevrijdde me echter van de nare nasmaak die de gekuiste versie veroorzaakt had. Zie hier: Zodoende zijn we, al zingende, op Texel te rug. Het eiland met de Rede, het Marsdiep en niet te vergeten z'n loodsentraditie. Dat laat ste natuurlijk niet alleen ten behoeve van de V.O.C., maar toch, een lied over de loodsen mag hier niet ontbreken. Daarom een paar strofen uit 'De loodsies van Den Hoorn'. Aller eerst hoever ze zich van huis waagden om de terugkerende schepen binnen te loodsen. Dichterbij is de naam Loodsmansduin nog te herkennen: Vervolgens vertolkt het lied de angst van de achterblijvende vrouwen en hun gebed voor een goede afloop. Dan eindigt het lied met de opgeluchte verzuchting: Het lijkt me een waardig einde van onze bij drage aan het V.O.C.-jaar. Al deze -en nog vele andere- authentieke zeemansliederen zijn op Texel bewaard gebleven. Ze worden, nu alweer 15 jaar, behoed en tot leven ge bracht door de zanggroep van de Historische Vereniging Texel. W.J. Kikkert NB De datering van de liederen danken we aan een publicatie van de Linschoten Vereni ging 'Wat lijdt den zeeman al verdriet' door C.A. Davids, uitgeverij Martinus Nijhoff, 1980. Ach kapitein sla me niet Ik ben uw liefje zoals ge ziet Zij moest komen in de kajuit Kreeg een pak ransel en toen was het uit Zij riep: Kapiteintje sla me niet Ik ben uw liefje gelijk u ziet. En daad'lijk werd zij losgemaakt Al met een kusje werd zij geraakt Zij moest komen in de kajuit Trekken matrozenkleren uit En wat er in de kajuit is geschied Weet zelfs de opperstuurman niet Maar eer t scheepje was aan wal Was er het jonge matroosje al Zo komen we weer in bekend 18e eeuw vaar water. Het betekent tevens dat een scabreus lied toegestaan was, maar op het eind moest er wel getrouwd worden: Och, riep zij, moeder wordt niet boos Ik heb gevaren voor jong matroos Bij een die mij oprecht bemint Heb ik dit kleine, onnozele kind Maar eer het weder Pinkster is Word ik zijn vrouwtje, dat is gewis Hoe veerder as ze vare Hoe liever as et ze lust Voorbee de Zeeuwse stromen Tot aan de Franse kust Voorbee de rotsen van Dover Deer is er het sop soms zóó ruum Dan skuule ze onder de heuvels Nog blanker dan 't Tesselse duun En hóóg op het duun staat de uutkiek Bluuft waken tot soms in de nacht Wanneer er uut Oost- of Westinje Weer skeepe worden verwacht En is er een reis weer ten einde Dan klinkt het van huus tot huus 'De skeepies vallen weer binnen De loodsies die komme weer thuus' 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 14