HET OOST-INDISCH AVONTUUR door J.T. Bremer
Dat ze soms last van scheurbuik hadden als
gevolg van vitaminegebrek, vitamine C, ver
telde de onderwijzer vroeger wel. Maar dat
van de soldaten die in dienst van de Verenig
de Oost-Indische Compagnie slechts één op
de drie weer terugkeerde, vertelde hij niet.
Waarschijnlijk wist ie dat zelf niet eens. En
dat mede déérdoor de V.O.C. er in feite een
soort vreemdelingenlegioen op na hield,
vooral van Duitsers, is me ook nooit verteld.
Maar sinds het in 2000 verschenen boek 'Het
Oost-indisch Avontuur - Duitsers in dienst van
de V.O.C. (1600-1800)', geschreven door
Roelof van Gelder (335 blz. 19,50), weet ik
het allemaal precies.
Uitgebreid komt in het boek aan de orde hoe
deze buitenlanders naar Amsterdam kwamen
om te monsteren, in de veronderstelling na
enkele jaren terug te komen met voldoende
geld om in de plaats van herkomst een bur
gerlijk bestaan op te bouwen. Maar wat een
ellende! Eerst ondergebracht in een louche
logement van een 'zielverkoper' (ceel=con-
tract) waar de gasten de beginselen van navi
gatie werd bijgebracht of wat exerceren geoe
fend werd, dan de monstering en het verblijf
aan boord -strenge tucht, stormen, windstilte,
slecht voedsel en water, ziekten- en tenslotte
Indië. Ook déar kans op slopende ziekten in
een moordend klimaat en (voor de soldaten)
gevaar om gedood te worden in een gevecht.
Geen wonder dat menigeen naar de drank
greep, depressief was of bevangen door 'me
lancholische raserney' te water sprong. Ter
wijl in de reisverslagen van de 17e eeuw toch
vooral ook sprake is van zucht naar avontuur,
nieuwsgierigheid naar verre volken en een
exotische natuur, wordt in de loop van de 18e
eeuw de toon in de reisverslagen bitterder en
komt er een beeld naar voren van een Indi
sche samenleving waar hebzucht, nepotisme,
ziekte en dood overheersen.
3
'Ha, daar kooman de Ostindische landkrab
ben, de Franse baaren, de Muffen, de hanc-
kemeyers binnen sche(e)psboord. Wellekom
gij schobbejacken, gij rackers, soeckt elck
sijn küsten (scheepskist), koijgoet (kooigoed)
en brengt ut naar beneden en berght u goet,
want hierboven is watt anders dan om keyc-
ken te doen.' Aldus was de verwelkoming aan
boord. En dan begon de ellende. Honderden
mannen zochten een plekje, een hangmat,
een plekje voor hun schamele spullen en pro
beerden de bevelen te verstaan, want een
mep met een eind geteerd touw had je zo te
pakken. Bijna één miljoen man is zo als
soldaat of matroos in de loop van de 17e en
18e eeuw aan boord van een V.O.C.-schip
vanaf de rede van Texel naar Indië vertrok
ken. Ongeveer de helft was buitenlander,
waarvan het overgrote deel Duitser. Over hen
gaat het in dit boek en met name over een
vijftigtal dat zijn belevenissen op schrift stel
de. Tweederangs V.O.C.-dienaren waren het
en bleven het: ze spraken de taal niet goed
en... ze waren luthers en ook dat was in onze
calvinistische maatschappij en dus ook in de
V.O.C. bepaald geen pré. De in dit boek be
schreven Duitsers waren in feite 'gastarbei
ders' en dat behoeft hier dan verder niet zo
veel toelichting.
Snorken, pochen ende blazen
daarvan hangt dit land aaneen
de minste weters zijn hier bazen
't zijn al dansers op één been
Aldus begint Matthijs Cramer zijn kritiek op de
Indische samenleving. Wie er meer over wil
lezen moet het boek dan toch maar kopen, zo
duur is het nou ook weer niet. Of lenen na
tuurlijk, uit de bibliotheek. Het is de moeite
waard!