'k Hoor in de groote Kerk, want staan Gereformeerd
En 'k hoop Christen te zijn, zoo als ik heb geleerd
Domenie Steinfort was op Frieslands grond geboren
Die liet zijn Godsdienstpreek des zondags tweemaal hooren
En in den wintertijd des avonds dertien keer
Dien avond was gewis den eiken woensdag weer
Hij was oud orthodox en telde vele Jaren
Hij doopten oud en jong naar dat de ouders waren
Ik was als jong gedoopt gelijk als allermeest
In naam des Vaders en des Zoons! En Heiige Geest!
Mijn moeder die mij toen ter Doop daar heeft gehouwen
Was door haar eedwoord; Ja!! verpligt als andere Vrouwen
Mij brengen tot de Kerk en leiden tot dien leer
Ik kreeg een vragenboek en leerden meer en meer
Van 8 tot 15 jaar ging ik flink vragen leeren
En kon met Domenie ook zeer best Catechiseren
Maar wat mij niet beviel was dat ik van mijn soort
Somtijds bespot werd door een enkeld stotterend woordt
Hoe ouder dat ik werd, hoe meer dat ik mij schaamde
Mijn moeder die haar pligt zeer goed aan mij betaamde
Die zeiden mij het best maar 'k volgden niet haar, neen,
Zij kreeg mij toen niet meer ter Catechisatie heen
't Werd 16,17 jaar ook 18 was verleden
En in het laatst van 't jaar die 19 ingetreden
Ik dacht wel bij mijzelf hoe moet ik er mee aan
Ik kom zoo nooit als lid in onze Kerk te staan
Daar komt een Ouderling bij ons weer om een praatje
Eerst heeft hij een groot woord van Heintje en van Daatje
Dat was zijn liefste praat begin en ook het end
Zijn naam is Albert Henkes, bij velen wel bekend
Hij vroeg meteen aan mij: 'Jij niet te vragen opzeggen?
Kon jij je vragen niet!?' Hoe moest ik het aanleggen?
Mijn moeder neemt het woord en dat was ook haar zaak,
Zij sprak 'zoo als je weet dan is hij zwaar bespraak
Ik krijg hem er niet heen, zoo mooi kan ik niet praten'
Hij sprak: 'Wel dan zal ik 't aan Domenie overlaten!
Want dan moet Domenie jouw vragen op 't papier
En gij schrijft antwoorden op desgelijks manier
Wat denk je daarvan, jongen, zouw jouw dat niet zinnen?'
Mijn antwoord dat was: 'Ja! Dan wil 'k direct beginnen.'
'Nouw ik zal morgen zien, wat Domenie daarvan zegt.'
Maar Domenies antwoord was voor mij het naast aan slecht.
Domenie had gezegd: 'Als ik antwoord gaan lezen
Dan weet ik immers niet van wie of dat zal wezen!
Of Frerik zulks doet, of vader, of zijn Moei
En of zijn Broers of Zuss, of een hem helpt daartoe.
Maar hij komt maar gerust, hoe zwaar zijn spraak mag wezen
Geen spotters duld ik daar! Daar Gods naam wordt geprezen
Hij kan daar vast op aan, zoo dat ik spotters zien
Wel goeden raad voor weet, om zulks te verbien!'
Ik wist niet wat ik moest toen ik ontving dien tijding
Het was voor mij in 't eerst geen zuivere verblijding
23