Ineke Vonk-Uitgeest
Wijders verklaren de twee andere deposan
ten dat op het selve jaar en dag voonen ver
haal dogh later in die morgenstont, deselve
Willem Corn. Swart met sijn genoemde bij-
hebbend geselschap is gekomen op Oost,
passerende voor bij het huijs van Albert
Gertsz: Ja sijnde hetselve huijs in alle ge
schikt heijt en sonder mollek te doen reets
voorbij, waarop de gedagte Willem Swart,
seijde tegens sijn bij hebbende Oost Indies-
vaarders, wel wij moeten hier ook wesen,
waar op hem Willem gevraagt wierd waar
omtr: moeten wij sijn, en heeft deselve ge-
antw: van aan het voorendt.
Dat verders het gedagte geselschap op re-
commanted van desen Willem Swart, weder
om sijn gegaan tot aan het huijs van reets
genoemde Albert Gertsz: ende daar aldaar
met veel gewelt diverse glasen hebben inge
slagen, sonder dat haar daar toe eenige re
den sijn gegeven. Soo dat de gesamenlijke
deposanten consanantelijk getuijgen en als
uijt eenen monde dat ingevalle Willem Swart
niet in het genoemde geselschap hadde ge
weest, de gedagte insolentien brutaliteijt of
last en schade naar alle apparentie niet sou-
de geschiet sijn,-
Antje en Cornelisje verklaren dat op dezelfde
dag en jaar, maar later in de morgen, dezelf
de Willem Cornelisz Swart met zijn gezel
schap op Oost is aangekomen. Ze passeer
den zonder moeilijk te doen het huis van
Albert Gertsz. Willem Swart zei toen tegen de
Oost-lndiëvaarders:'Wij moeten hier ook zijn',
waarna zij vroegen: 'Waar ongeveer moeten
wij zijn?' Waarop Willem antwoordde: 'Aan
het voorend'. Dat toen het gezelschap op
aanwijzingen van Willem Swart terug is ge
gaan naar het huis van Albert Gertsz. En daar
met veel geweld de ruiten hebben ingeslagen
zonder dat daar enige reden voor was. De
conclusie van Pieter Cornelisz Timmerman,
Antje Alberts en Cornelisjen Alberts was dat
als Willem Swart niet in het genoemde gezel
schap was geweest, deze brutale last en
schade niet zou zijn geschied.
Waarmede de deposanten haar getuijgenis
sijn ijndigende gevende voor reden van we
tenschap als in den teijt, verklaarende de sel
ve Willem Swart wel te kennen, ja selfs bij het
hooren van sijn stem, soo dat, den eersten
deposant verklaart sijn gedeposeerde te heb
ben gehoort en gesien ende laatste deposan
ten dat alle gene sij getuijgen wel en persep-
telijk van Willem selfs hebben hoorden seg-
gen, alwaar om sij dese desnoots met eede
presenteren te sterken, t welk aldus passeer
de aan Den Burg ter presentie van Com: Kok
en Albert Kikkert als getuijgen hiertoe ver-
sogt.
Handtekening Pieter Com: Timmerman
gestelt door Antje Alberts
gestelt door Cornelisje Alberts
De deposanten verklaren dat zij Willem Swart
goed kennen en zelfs herkennen bij het horen
van zijn stem. Dus verklaren zij dat zij hem
hebben gehoord en hebben gezien en dat de
laatste deposanten (Antje en Cornelisje) echt
gehoord hebben dat Willem het zelf heeft ge
zegd dat zij dat desnoods onder ede willen
verklaren. Wat dus geschied is in Den Burg
met Com. Kok en Albert Kikkert als getuigen.
Pieter Com. Timmerman zette zijn handteke
ning. Antje en Cornelisje waren het schrijven
niet machtig en tekenden met een kruisje.
Het mooie aan dit verhaal vind ik dat je ver
wacht dat de getuigen Willem Swart willen
aanklagen voor zijn Ruijtjens ingooien. Maar
ze verklaren alleen dat het door het slechte
gezelschap kwam dat Willem deze vernieling
en had aangericht. Zonder deze mensen zou
hij zulke dingen nooit gedaan hebben! Echt
een voorbeeld hoe er over de Oost-lndiëvaar-
ders werd gedacht. Maar wat je je nu ook af
vraagt: wat zou het conflict tussen deze man
nen en Albert Gertsz zijn geweest? Ruzie in
de
kroeg?
Bron: RA Haarlem inv.nr. 185/4856
16