via als schipper met het schip 'NoordHolland'
voor de kamer Rotterdam. Dit was een parti
culier fluitschip met 6 kanonnen. Hij nam de
plaats in van de in Batavia overleden schip
per Adriaan Kneppel. Simon was gevraagd
door de opperstuurman van de 'NoordHol
land' Hermanus Coen. Dit omdat Simon al
ervaring had met het commanderen van een
particulier gehuurd schip. Tot 16 oktober wa
ren ze in de Straat Sunda om nog goederen
bij te laden. Op 8 januari 1791 kwamen ze
met 44 coppen, 14 dooden en 9 zieken aan
bij de Tafelbaaij. Na anderhalve maand op de
Kaap te zijn gebleven, vertrokken ze 25 fe
bruari richting Rotterdam, waar ze in augus
tus aankwamen. Simon was nu weer ander
half jaar weggeweest van Texel.
Op Texel was ondertussen op 3 oktober 1790
zijn zoon Hertje gedoopt. Simon was waar
schijnlijk wel op Texel toen zijn zoon Willem
op 17 mei 1792 (hemelvaartsdag) werd ge
doopt. Maar op 22 mei was hij op het kantoor
van de VOC. Daar ontving Simon zijn tegoed
en nam ook een gedeelte van de gage, 94
gulden, 8 stuivers, mee van zijn overleden
zwager, Claas Swart. Op kantoor vernam hij
waarschijnlijk dat hij nog een reis ging maken
naar Oost-Indië. Want op 10 juli 1792 vertrok
hij met het schip 'Teijlingen' voor de kamer
Rotterdam richting Batavia.
De Teijlingen' had 16 kanonnen. Simon was
weer Capiteijn en zijn gage was verhoogd
naar f 72,- per maand. Er waren die keer
geen andere Texelaars aan boord. Het aantal
opvarenden was rond de 300 man, waarvan
80 dienaren/soldaten die op de uijt en
thuijsreijse geen gagie ontvangen. Ze begon
nen de reis wel met 26 absenten; een paar
waren overleden, anderen waren ontslagen,
opgesonden en 6 waren er gedeserteerd.
Half oktober arriveerden ze bij de Kaap. Hier
bleven 27 man achter in het hospitaal. Na
totaal 5 maanden en 26 dagen kwamen ze
op 5 januari 1793 aan bij Batavia. In totaal
was het verlies van de bemanning toen 119
man. Dit was bijna 40%f Simon bleef tot 20
december 1794 in dienst op het schip. Hij
heeft zo dus twee jaar rondgezworven in
Oost-Indië/India/Bengalen. Op 28 maart
1795, Simons doopdag, overleed uiteindelijk
ook Simon Jansz Vaartjes, 42 jaar, in Neder
lands Oost-Indië, één van de vele Nederlan
ders in den Vreemde. Volgens het scheeps-
soldijboek had Simon een testament opge
maakt, maar daar is nog niets van terugge
vonden.
Terug naar Texel: Martje liet zien dat ze als
weduwe haar mondje kon roeren. In 1796
sleepte ze Simon Boon voor de Schepen
bank. Zij eiste betaling van een obligatie
f 600,- plus de rente. De schepenen gaven
haar gelijk en Simon Boon moest onmiddellijk
betalen. In datzelfde jaar vroeg ze als wedu
we van Simon Vaartjes aan het Comité van
Justitie een vergunning om in plaats van Jan
Tjebbes als kleijne kramer in zout&zeep, als
verkoopster van meel, boter, koffij en thee en
kleijn bier bij de haalkan en als vettewaarier
te gaan verkopen in Den Hoorn. Het comité
ging akkoord. Een maand later richtte Martje
zich weer tot het comité: Martje Zwart wed.
Simon Vaartjes - door het smertelijk verlies
van haar voorn, man in den voorleede jaare
1795 tot Batavia overleeden en agterlatende
7 nog mindejarige kinderen, niet alleen inde
uiterste droefheijd is gedompeld, maar zig
teffens in de hooge noodzakelijkheid bevind,
om op eene eerlijke wijze voor haar en haar
Martjes winkel
12