Hogeberg-gebied. Kapitein La Seur bepaalde dat het kamp in de omgeving van De Schans moest zijn. Daar waren magazijnen en er zou een hospitaal voor de zieken komen. Mede omdat vers wa ter in overvloed in de buurt was, werd geko zen voor de Hoge Berg en kwam het kamp aan het begin van de weg naar Brakenstein, die nu voor dit deel ook Skillepaadje ge noemd wordt. Het oog was gevallen op wei landen tussen de punten waar later de aard appelfabriek, Schilderweg 194 en de zuivelfa briek, Schilderweg 214, werden gebouwd. (Zie ook: Veldnamen van Texel, blz. 157.) De landeigenaren daarvan waren: Reijer Willemsz Hin (1751-1820), boer op Schilderweg (151], hij was daar bezitter van 2100 roeden. Pieter Cornelisz Hin (1745-1812), boer op Rozenhout, met 400 roeden. Simon Jansz Molenaar (1737-1810), die in De Waal woonde bezat 400 roeden, die hij verhuurde aan Jan Jans Roos (1781-1824), boer op de Noordkaap. Het drietal werd door de gemeente opgeroe pen en met hen werd overeengekomen dat zij voor de totale 4,8 hectaren weiland een ver goeding van f 130,- zouden krijgen. De mest en het afval, die zouden achterblijven, wer den van de overheid en kwamen voor de ei genaren te koop. De goedkeuring van de plaats en de vergoedingen was voorbehou den aan de algemeen commissaris van het gouvernement, J.B. Warendorf, die nog in het Nieuwediep bij Den Helder verbleef maar op Texel zou worden geplaatst. Op 28 mei arriveerden de tenten en verdere kampbehoeften. Op zaterdag 29 mei kwam Warendorf met een secretaris op Texel en de heren hadden dadelijk een bespreking met het gemeentebestuur. Warendorf was aange steld door de Raden van Oorlog en van Mari ne, maar ook door de Raad van Aziatische Bezittingen der Republiek, een organisatie die de zaken van de opgeheven VOC behan delde. Hij was belast met het algemene toe zicht op het kamp en de troepen, alsmede met het vertrek naar De Kaap. Hij verzocht de raadsleden om medewerking en verwachtte dat bij goed overleg het kamp voor de inwo ners van het eiland zo weinig mogelijk over last zou geven. Na de bespreking vertelde de burgemeester aan de raadsleden dat hij een antwoord op de brief van 18 mei uit Den Haag had gekregen. De ingezetenen moes ten wegens 's Lands belang de nodige terrei nen beschikbaar stellen. De schade zou -na gerechtelijke taxatie- worden vergoed. De aannemer had als taak voor de levensmidde len van de manschappen te zorgen. De brief, voor kennisgeving aangenomen, werd opge borgen. Zondagmorgen om elf uur was de gemeenteraad alweer bijeen, waarbij drie le den absent bleven. De burgemeester had van Warendorf gehoord dat het terrein van het kampement te klein was. Er moest meer land komen, ook een exercitieveld aan de andere kant van de weg. Opnieuw werden landeigenaren opgeroepen: Jan Jansz Roos (1781-1824), die als huur der al genoemd werd, bezat nog 400 roeden weiland, die nu nodig waren. Reijer Jans Groof (1776-1825), herbergier in de Molenstraat, en de erfgenamen van zijn broer, Jan Ariesz Groof (1773-1-5-1802) be zaten samen een stuk land, dat nu gevraagd werd. Voor de weduwe van Jan Groof, Grietje Zijm (1774-1824), verscheen haar vader, Cor- nelis Dirksz Zijm (1730-1804). Samen met Reijer zegde Cornelis Zijm toe dat zij het wei land ter beschikking stelden. Jan Paulusz Kikkert (1757-1817), slager en boer in Den Burg, Weverstraat 99, zegde toe dat zijn kolk ten westen van het kamp voor f 5,- te gebruiken was. Jacob Pietersz Hin (1773-1826), boer op Hallerweg 55, kreeg voor zijn 300 roeden land een vergoeding van f 30,-. Jacob Jacobsz Zuidewind (1776-1839) had een kolk, ook genoemd het Poeltje van Cor nelis Pietersz Roos (ca 1745-1805). Hij ver huurde dit aan J.V. Hengel en wilde nu daar voor f 5,- ontvangen. Op deze wijze werd het kampement voor f 95,- uitgebreid met 3,3 ha tot totaal ruim acht hectaren. Nadat de troepen waren aangekomen, bleken de neringdoenden de spijzen en dranken aan de militairen duurder te verkopen dan aan de ingezetenen. Om onaangenaamheden te voorkomen werd dit verboden en strafbaar 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 7