De bestuurders De nieuwbouw in 1803 ting en lag achter de algemene begraafplaats aan de kant van de Bernhardlaan in Den Burg. Van acht voogden, die in de jaren 1795 tot en met 1820 'ingekomen' of benoemd zijn, werd de volgende reeks samengesteld: 1795 Hendrik Cornelisz Boon (1741-1821)-schilder 1796 Pieter Lodewijksz Vermeulen (1747-1822)-boer 1797 Cornelis Hendriksz van Heerwaarden (1743-1799)-boer Toen Hendrik Boon op 18-4-1797 rekening en verantwoording deed, was er f 10,- tekort in kas. Hij moest voor aanvulling zorgen. We gens 'onbetamelijk handelen' werd hij niet door het gemeentebestuur bedankt, zoals anders steeds voor een 'afgaande' voogd gebruikelijk was. 1798 Reijer Dirksz Dijt (1742-1826)-boer 1799 Dirk Nanningsz Kikkert (1772-1834) - logementhouder 1800 Cornelis Jacobsz Karsman (1768-1826)-schilder 1801 Willem Jansz Vlaming (1769-1820) - deurwaarder 1802 Hendrik Cornelisz van Heerwaarden (1774-1830)-boer De voogden Vlaming en Van Heerwaarden kwamen op de eerste dinsdag van 1803 op bezoek in de raadsvergadering en vertelden dat het huisje een bouwval was; de reparatie was ondoenlijk en de wederopbouw zeer be zwaarlijk. Zij wilden het pand opgeven en het sloopmateriaal bij de afbraak verkopen. In de Kogerstraat zou de volgende maandag publiek worden verkocht: een 'Kamer' (een klein huisje meestal door één persoon te be wonen), afkomstig van Frans Jansz Ratelaar (1715-1800). De stichting kon dan die kamer, Kogerstraat [6], kopen. Omdat het armenhuisje op het perceel in de Waalderstraat enige voorrechten en belas tingvrijstellingen had, vond het gemeentebe stuur het nodig daarvoor een extra vergade ring te houden op zaterdagavond om 18.00 uur. De voogden kwamen daarbij goed besla- selaar de bouwvalligheid laten opnemen en brachten verslag uit: De muren weken aan beide zijden uit. De zolder was vergaan. De meeste balken waren slecht. Alle sparren van de kap waren 'ondeugend' en verrot. De schoorsteen week boven het dak wel vier voet uit. Daarom stelden Vlaming en Van Heerwaar den voor het pand te slopen en de kamer in de veiling te kopen. In de uitvoerige bespreking werd onder ande re naar voren gebracht dat het twijfelachtig was of de voorrechten van het arme familie huisje zouden kunnen overgaan op de kamer in de Kogerstraat. Door de regering was het huisje altijd als een armgesticht beschouwd en daardoor vrijgesteld van verponding. Ook de eilandlasten, zoals de gemeentelijke om slag en de dijkgelden, waren niet verschul digd. Door de raad werden verder als motie ven voor de herbouw aangevoerd: Het financiële vermogen van de stichting zou bij herbouw wel aanmerkelijk verminde ren, maar zij kreeg vrijstelling van belasting op stenen, kalk en cement. Alle dakpannen en mogelijk meer materia- 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 20