Het pierenveld
De haven
13
ken ontstaan. De toegangsgaten tot de haven
wilde hij met ervoor liggende hoofden afslui
ten, om de haven te beschermen tegen
stroom en ijsgang. Die hoofden, zo genoem
de Crab-hoofden moesten versterkt worden
door ze aan de buitenkant met vier rijen palen
en zeewier te voorzien, en van binnen met
een rij palen. Deze zou echter moeten be
staan uit samengebonden groepen van pa
len, zoals getoond in Afb. 2 (pag. 12)
Witsen berekende dat men voor dit werk
30.000 eiken palen en stuitbalken nodig zou
hebben. Een flink aantal, maar het ging dan
ook om een groot werk: een Texelse haven
die plaats moest bieden aan ongeveer 1000
zeilschepen. Hij zou in omvang vergelijkbaar
zijn met die van Amsterdam.
Dit plan heeft het niet gehaald, omdat Witsen
bij nader inzien aan een ander plan de voor
keur bleek te geven: uitbreiding van de
Hoornder haven tot een die aan dat zelfde
aantal van duizend schepen ligplaats zou
kunnen bieden. Het leek hem beter en goed
koper een reusachtige haven te maken in de
zo genoemde Pierenvelden. Deze velden zijn
de tegenwoordige Prins Hendrik polder.
Hoe zou die haven er uit moeten zien? Wit-
sens schrijft in zijn boek dat de Pierenvelden
groot genoeg zijn om er een grote haven te
graven. Het gebied is omvangrijk, zoals we
wel weten. Witsens schat de bruikbare om
vang van de haven op 600 morgen. Een Am
sterdamse morgen is 0,813 hectare en als we
aannemen dat Witsen met Amsterdamse
morgens werkte dan is 600 morgen ongeveer
490 hectare. Dat klopt wel ongeveer, maar
niet helemaal, want de huidige Prins Hendrik
polder is 430 hectare groot. We kunnen die
omvang nog op een andere manier toetsen.
Een gemiddelde Oost-lndiëvaarder was in die
dagen ongeveer 70 meter lang, gemeten van
boegspriet tot roer. De breedte was ruim 14
meter. Om 1000 van zulke schepen te kun
nen bergen was zo'n groot oppervlak wel no
dig.
In het gebied van de Pierenvelden waren
reeds enkele diepe inhammen, zoals uit het
kaartje van Afb. 3 blijkt. De grootste inham
wordt op de kaart de Kage haven genoemd.
Deze haven ligt bij de 'Oude Sluys' en deze
sluis is niets anders dan de wateruitvoer naar
het vroegere haventje van Den Hoorn. Hij
wordt nu de Havensluis genoemd en ligt in de
bocht in de binnendijk van de Prins Hendrik
polder bij de Alexanderhoeve. De naam kage
leert ons tegelijk iets over de aard van de
schepen die in dit Hoornder haventje lagen.
Het woord, ook wel kaghe geschreven, is
een oude naam voor een kaag, dit is een
platboomd type vaartuig met zwaarden en
een schuine mast. Het voerde een sprietzeil
en een of twee fokkenzeilen. Een kaag werd
vaak als lichter gebruikt.
Een andere inham was de Burger Kil en een
kleinere heette Jan Schram's Kil, zoals uit de
kaart blijkt.
Hoe nu van de Pierenvelden een goede ha
ven te maken? Een deel van de grond viel in
die tijd bij laag water droog, dat is dus iedere
6 uren. Witsens stelde voor de haven door
een dijk af te sluiten. Deze dijk zou uit twee
delen moeten bestaan. Het ene deel zou lo
pen van de 'Galgenduinen' tot bij de ingang
van de haven, midden in de tegenwoordige
dijk van de P.H. polder. De Galgenduinen zijn
de duinen bij het Horntje; hun naam duidt er
op dat daar wel eens mensen werden opge
hangen. Het andere deel van de dijk zou lig
gen tussen die ingang en het fort De Schans.
Witsens stelde voor in die afsluitende dijk een
flink aantal schotdeuren te maken. Hij schrijft:
Hier komen in 13 sluysen jeder 50 roe van
elkander. Deze sluisdeuren dienden met was
send water geopend te worden en moesten
weer gesloten worden bij vallend water. Zo
zou er steeds voldoende zeewater in de ha
ven aanwezig zijn om de schepen vlot te hou
den. Maar bovendien stelde hij voor de deu
ren in een zodanig ritme te openen en te slui
ten dat een deel van het water dat met de
vloed naar binnen was gelaten, bij vallend
water door de Kil weer naar zee zou lopen.
Witsens hoopte op die manier voldoende
schuring door stromend water teweeg te
brengen, zodat de Kil niet alleen diep zou