Kaempfer beschreef bekende tuinplanten als
Aucuba, Hydrangea (hortensia), Skimmia,
Chimonanthus, alle met als soortnaam: japo-
nica; Lilium speciosum en L. Tigrinum, twee
Magnolia species, een heel stel soorten van
Prunus, Azalea's (nu Rhodondendron) en
boom-pioenen, en bijna veertig variëteiten
van Camelia japonica.
Kaempfers opvolger in Japan, Carl Peter
Thunberg, onderzocht het groen dat de
Japanners dagelijks als voer voor het vee
aanvoerden. De Hollanders hielden er name
lijk runderen, geiten, schapen en herten. In dit
voer ontdekte en beschreef hij meer dan 300
soorten planten. In tegenstelling tot Kaemp
fer, die op zijn reizen overdag zwaar bewaakt
werd en 's nachts zelfs in een kooi werd op
gesloten, had Thunberg veel vrijheid. Hij was
zeer gezien bij de plaatselijke astrologen en
artsen, die hem om advies over hun patiënten
vroegen (hoewel hij die niet te zien kreeg).
'Ze hielden veel van mij', aldus Thunberg, wat
later bleek uit de vele correspondentie en het
feit dat ze zaden en planten stuurden toen hij
weer in Zweden woonde. In Japan stelde hij
alles in het werk om zoveel mogelijk zaden
en planten te verzamelen en besteedde zo
veel geld als hij kon aan het kopen van zeld
zame planten op kwekerijen. Deze verzorgde
hij zelf tot ze met een schip via Bata-via naar
de Hortus Medicus in Amsterdam meekon
den. Hij vermeldt in het bijzonder Thuyopsis
dolabrata (conifeer), sierlijke esdoorns (Acer)
en twee Cycas revoluta (waarvan de uitvoer
streng verboden was).
Een heel andere man dan de zachte Kaemp
fer en de wat naïeve Thunberg was Phillipp
Franz von Siebold. Hij kwam in 1826 op Des-
hima, waar hij eerst zelfs gevangen gezet
werd. Maar toen hij in 1829 Nagasaki verliet,
kon hij 485 planten meenemen. Hij bracht ze
onder in de botanische tuin van Gent, waar
ze bij de scheiding van Holland en België ge
confisqueerd werden door plaatselijke kwe
kers. Na vele pogingen de planten terug te
krijgen of op z'n minst een exemplaar van
elke soort, kreeg hij er tenslotte maar 80 van
de 260 los. Hij plantte ze in zijn 'Jardin
d'Acclimatation' bij Leiden. Hierheen kwamen
ook de door de VOC meegenomen planten,
die de firma Siebold en Co vermeerderde,
opkweekte en verkocht.
Samen met J.G. Zuccarini scheef Von Sie
bold een tweedelige Flora Japonica met
prachtige tekeningen, die gemaakt waren
door anonieme Japanse kunstenaars. Tot na
zijn overlijden bleef het bedrijf bestaan. Het
merendeel van de in Europa geïntroduceerde
planten -o.a. bamboe's, azalea's, lelies, came-
8