1796 benoemd werd tot raadsheer van het
Hof van Holland en naar Den Haag vertrok.
Arie Cornelisz Dijksen (1752-1829) werd de
waarnemend dijkgraaf. Op 17 augustus 1796
werd Jan Jansz Bakker (1745-1818) door de
Texelaars verkozen tot dijkgraaf, maar tot de
goedkeuring door de Gedeputeerde Staten
van Holland kwam het niet. De doopsgezinde
Jan Bakker, die veelal aangeduid werd als
'Jan Bakker de Jonge' was een notoire
dwarsligger. Niet alleen verzette hij zich prin
cipieel tegen een gewapende burgerwacht,
maar ook tegen allerlei andere voorstellen die
moesten worden genomen om de leefbaar
heid te vergroten, de armoede te bestrijden
en de controle op allerlei besturen te verbete
ren. Hij maakte dan misbruik van de bekende
uitdrukking: 'Wie de centen heeft, die heeft
de praatjes.' Hij weigerde het ambt van dijk
graaf te aanvaarden omdat daarvan een
ambtsgeld -van 25 gulden per jaar aan
Domeinen- moest worden betaald. Het zou
dus tegen de vrijheid van de mens zijn om
iemand tegen zijn zin een zodanig ambt op te
dringen.
Jan Simonsz Ran (1753-1821) was de man
die na Jan Bakker de meeste stemmen had.
Jan Ran werd in de raadsvergadering geroe
pen en hem werd aangezegd dat hij tot dijk
graaf gekozen was. Helaas zat Jan Ran nog
met wat oud zeer. In begin van 1795 hadden
de 'Commissarissen revolutionair' in een of
meer kranten een advertentie of mededeling
geplaatst, waardoor Jan de achting van de
burgerij had verloren. Deze commissarissen
waren de 24 in januari 1795 aangestelde in
woners van Texel, die tot 6 februari 1795 het
besturen van Texel regelden tot zij hun werk
overdroegen aan de gekozen gemeenteraad.
Jan Ran was bij de commissarissen een do
minante figuur geweest. Nu zei hij de functie
van dijkgraaf niet eerder te zullen aanvaar
den dan nadat het gemeentebestuur die pu
blieke advertentie had herroepen. Op verzoek
nam Jan plaats in de wachtkamer, de raad
ging in beraad en daarna werd aan hem de
uitslag meegedeeld: 'Het nu zittende bestuur
van Texel had geen enkel deel gehad aan
het gebeurde. Als Burger Ran genoegdoe
ning begeerde moest hij maar een tegen-
advertentie plaatsen.'
Hij kreeg van de Raad nog 24 uur bedenktijd,
maar die had hij niet nodig, hij bedankte on
middellijk en vertrok. Jan Ran zat al in het
bestuur van polder Waalenburg en moest tot
1803 wachten eer hij daarin tot dijkgraaf werd
benoemd. De uitslag van de stemming van
de verkiezingen werd opnieuw bekeken. De
derde man was Gerrit Jansz Bakker (1747-
1807), heemraad en broer van Jan Bakker de
Jonge. Omdat Gerrit al eerder had gezegd
dat hij er niet aan begon, nam men niet de
moeite hem alsnog te vragen en werd beslo
ten de kiezers opnieuw te laten stemmen.
Nieuwe verkiezingen volgden in de grondver
gaderingen op 1 en 5 september 1796 in de
scholen op de dorpen en het raadhuis van
Den Burg. Er moesten twee stemmingen wor
den gehouden, eerst door de Texelse kiezers
en dan ook door de lastdragende ingelanden.
Met grote meerderheid van stemmen werd
Arie Lambertsz Kikkert (Bgd 1746-BGd 1807)
gekozen.
Arie, die zelf zijn naam als Ari schreef, was
een oud-kapitein van de 'Oostindische Com
pagnie' en woonde vanaf 1794 in Buiksloot.
Hij kreeg van de Texelse secretaris een brief
met de felicitatie en de mededeling dat hij
volgens het reglement in Den Burg op Texel
moest wonen. Vanuit Buiksloot kwam binnen
een week Arie's volledige instemming. Daar
na volgde over Texel de bekendmaking en
ging een schriftelijk verzoek naar het Provin
ciale Bestuur van Holland, waarin minder vlot
werd gewerkt.
Eind oktober 1796 kwam een commissie van
dat bestuur naar het eiland om een onder
zoek in te stellen naar de verkiezingen op
Texel. Ook het probleem met de gekozen
schout Hendrik Tigman kwam aan de orde,
maar het voert te ver hierop nu in te gaan.
Voor de verkiezing van de dijkgraaf zocht de
commissie spijkers op laag water. De stem
ming door landbezittende ingelanden had
moeten gebeuren 'bij Morgentalen'. Op Texel
14