DE CLERUS EN DE VROUWEN een stukje voorpublicatie 5 Ik ben al een aantal jaren bezig met een on derzoek naar het ontstaan van de dopers (de doopsgezinden) op Texel. Een aantal lezers weet dat of zal het zich wellicht herinneren. Daarbij bekijk ik vrijwijl uitsluitend de periode 1514-1564, omdat daar nog nauwelijks iets over bekend is, Om een duidelijk beeld te krijgen van hun leefsituatie heb ik ook een beeld geschetst van Texel zoals dat reilde en zeilde in de eerste helft van de zestiende eeuw. Zo is het dus een stuk locale geschie denis geworden. 'Geworden', zeg ik, want het verhaal is vrijwel af. Verschillende aspecten komen daarbij aan de orde. Zo wordt een aantal schouten uit die tijd besproken. Zij waren hoofd van de politie. Wat was hun rol in de eilandelijke samenle ving en hoe gedroegen ze zich? Hoe was hun verhouding tot de bevolking? Zo komt ook het gemeentebestuur onder de loep: kunnen we iets in de vingers krijgen over de vier burge meesters die er toen waren? Wat is er te vin den over de namen en woonplaatsen van de schepenen, hoe reageerden zij op de dopers èn op de schouten? En wat was toen de rol van de priesters op het eiland? Wie waren het, wat was hun inkomen, waar woonden ze? Hoe stonden zij ten opzichte van de do pers, de schouten en de plaatselijke over heid? Een van de vragen over de plaatselijke clerus (de priesterstand) die ik geprobeerd heb te beantwoorden is die naar hun verhou ding tot het vrouwvolk. Rooms-katholieke geschiedenisschrijvers als L. Rogier en G. Brom hebben er al eerder de aandacht op gevestigd: in de rooms-katholie ke kerk was het tot ver na 1550 een alge meen bekend verschijnsel dat priesters een relatie hadden. Dat was niet alleen in ons land zo. Het was bovendien niet beperkt tot de gewone dorpsgeestelijken. Er zijn voor beelden te over dat dat in de hele toenmalige kerk zo was en ook werd het verschijnsel op alle niveaus gevonden. Om bij de top te be ginnen: pausen met relaties en kinderen kwa men regelmatig voor. Zo had paus Alexander VI minstens acht kinderen. Hij werd in 1492 tot paus gekozen. Zijn liefje Giulia Farnese - ze was niet de enige- gaf hij koosnaampjes als 'pauselijke minnares' en 'bruid van Chris tus'. Haar broer, die door Alexander tot kardi naal werd benoemd, werd later paus onder de naam Paulus III. Op zijn beurt benoemde hij weer een aantal van zijn zonen tot kardi naal. Om nog even op Alexander terug te ko men, hij had ook met echtscheiding geen pro bleem. Tweemaal zette hij de echtscheiding van een dochter door. Wat heeft dat met Texel te maken? Niets natuurlijk, behalve dat hij ook paus over het eiland was. Kijken we wat dichter bij huis dan het verre Rome en bezien we het gedrag van de bis schop van Utrecht. Hij was toen de enige bis schop in dit land, en regeerde dus ook over het eiland. Hier treffen we dezelfde situatie aan. Zo werd in 1560 Frederik Schenk van Toutenburg tot bisschop gekozen (zo ging dat toen nog). Zijn voorganger, George van Eg- mond, bisschop van 1534-1559, was al met dispensatie getrouwd. Frederik zelfwas, waar het vrouwen betrof, een 'alleseter', tenminste, als we Rogier mogen geloven. Zelfs aan ver krachtingen maakte hij zich schuldig. Ver schillende vrouwen klaagden hem aan 'omdat hij hen van hun eer had beroofd'. Rogier, die hem dan ook een 'walgelijke kerel' noemt, heeft veel minder problemen met priesters die er een vaste relatie op na hielden. Het concilie van Trente, dat met tussenpozen ruim 20 jaar duurde tot 1565, probeerde voor het eerst de situatie van priesters-met-vrou- wen te veranderen. Maar volgens de histori cus Post werd in het algemeen tot 1572 geac cepteerd dat een priester een concubine had (concumbo is het Latijnse werkwoord voor 'samen slapen', een concubine is dus een 'bijslaap'). Dat is hopelijk geruststellend voor de lezers, die nu denken dat ik bezig ben met een schandaalkroniek over de katholieke kerk. Helemaal niet! Terwijl op dit moment getrouwde priesters als Huub Oosterhuis nog zeer omstreden zijn en ook echtscheiding nog kerk-juridische problemen geeft, was het in

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2001 | | pagina 7