Cor Reij 10 en tien pakjes kruiden in betaling gegeven. Bij onderlinge taxatie was dat gesteld op f 24,-. Bovendien moest nog voor het wassen en schoonmaken van zijn goed 1 gulden en 16 stuivers worden betaald. Per saldo had het Armbestuur 16 guldens en 18 stuivers voorgeschoten. De armvoogden vroegen aan het gemeentebestuur hoe zij nu verder moes ten handelen. De inhoud van de armenkas liet herhaaldelijk te wensen over. In september 1800 hadden de voogden een leuke meevaller gehad. Door contractbreuk van leveranciers voor de troe pen op Texel was ruim f 860,- bij de Gemeen te binnengekomen ter verdeling onder 35 Texelse armen, die door alle algemene arm besturen werden onderhouden. Het bestuur in Den Burg ontving voor 10 personen 245 gulden en 15 stuivers. Begin van het jaar 1801 had het bestuur tegenover vorderingen van f 200,- aan schulden f 400,-. Door een toegestane extra collecte, waarvoor door de omroepers reclame werd gemaakt en de ei landsbode op maandag 2 maart mee ging langs de huizen over heel Texel, hadden de voogden weer een bedekte bodem in de kist gekregen. Het gemeentebestuur besloot dat de secreta ris een brief moest schrijven aan de Munici- paliteit van Oudewater met het verzoek om terugbetaling van '31 guldens en twaalf stui vers, die waren voorgeschoten voor één van hun inwoners'. De secretaris meldde in de brief dat de nalatenschap van Gerrit Schrijver bestond uit: 'een Trommel met Flesjes Medi cijnen, Elixers etc. en een Aantal Pakjes Maagkruijden, benevens zijne aantrekkende Kleederen.' Na drie weken kwam op Texel het teleurstel lende antwoord: Het gemeentebestuur van Oudewater had Gerrit Schrijver 'tot de In wooning hunner Stad niet toegelaten, zonder Acte van non-prejudicie' (bewijsstuk van de plaats van herkomst, waarbij het daar geves tigde bestuur garant was voor eventuele schaden). Van de weigering stuurden zij een kopie, waaruit ook bleek dat de kwakzalver geboren was in 'IJS', (Eijs, Zuid-Limburg), toen een Keijserlijke Vrijstad, oorspronkelijk Oostenrijks bezit en geen deel van de Bataaf se republiek. Aan de armvoogden werd hiervan kennis ge geven en daarbij kregen zij de opdracht de nalatenschap te gelde te maken en 'wel hoe eerder hoe beter'. 'De boelhuis' werd half september gehouden. De opbrengst beliep 24 guldens en 19 stui vers. Pieter Scheepers, die daarvan voor ruim 11 guldens had gekocht, weigerde dit te beta len. Hij was immers veel meer tegoed! Opnieuw werd aan de gemeenteraad ge vraagd wat hieraan gedaan moest worden. Het wijze besluit was: Daar de armvoogden preferent zijn voor de doodsschulden, tot een bedrag van f 16.18, moest Pieter Scheepers van de 11 gulden die hij schuldig was wegens gekochte spullen, drie gulden storten in de armenkas. Als hij dat weigerde, waren de armvoogden verplicht rechtsmiddelen te ge bruiken. Of Pieter nog drie jaar maagpijn had, over voldoende medicijnen beschikte of uit de han del zijn kosten kon bestrijden, kan niemand ons vertellen. Bronnen: GAT 9. GAT 10 blz. 3A tot en met 123. Dll blz. 123.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2001 | | pagina 12