VERSLAG der Vergadering, op
30/31 Mei 1902 op Texel gehouden.
Begunstigd door buitengewoon fraai
weder werd de voorjaarsbijeenkomst der Or
nithologische Vereeniging op Vrijdag 30 Mei
en Zaterdag 31 Mei gehouden op Texel. Zij
werd bijgewoond door vijfentwintig leden, van
wie sommigen zich reeds eenige dagen te
voren naar het vogelrijke eiland hadden be
geven.
Voor de opening der avondvergade
ring werden de leden bij monde van den bur
gemeester van Texel, den Edelachtbaren
Heer De Joncheere, verwelkomd door een
commissie uit de ingezetenen, die op deze
wijze te kennen gaven, hoe zeer zij weten
schappelijk onderzoek op prijs stellen en welk
een ruime opvatting van gastvrijheid en wel
willendheid door de Texelaren gekoesterd
wordt.
De huishoudelijke bezigheden waren
weinige en bestonden in hoofdzaak in het
uitbrengen van het jaarverslag, de periodieke
bestuurskeuze, waarbij Dr. C. Kerbert herko
zen werd en de voorbereidingen voor de ex
cursie op Zaterdag.
De secretaris gaf een korte beschrij
ving van het eiland Texel en toonde aan, hoe
ligging, grondgesteldheid en gebruik van den
bodem samenwerken, om deze plek van
groot gewicht te maken voor de Ornithologi
sche wetenschap.
Den volgende dag splitste het gezel
schap zich in drie partijen; de eerste partij zou
onder leiding van den Heer Daalder het Noor
den bezoeken, de tweede toog met de Hee-
ren Lap en Winkler naar den Prins Hendrik
polder, terwijl de derde vergezeld door den
Heer Trap het midden van het eiland met de
Slufterduinen zou afwerken.
De rapporteur van de eerste afdee-
ling meldt het volgende:
'Onder het rijden van den Burg naar
het gehucht Noorderbuurt had men zich
reeds kunnen verlustigen in de vlugge bewe
gingen van enkele Tapuiten, die op de tuin-
walletjes huppelden. Bij genoemd gehucht
verliet men de rijtuigen, die des middags te 2
uur gevonden zouden worden bij polder Een
dracht, tot waar men de wandeling wilde uit
strekken.
Bij den dijk van het Noorden hoopte
men reeds een nest van den Dodaars te kun
nen zien. Zeer behoedzaam begaf men zich
naar boven en met algemeene belangstelling
werd gegluurd in de richting waar men dacht,
dat de vogel het nest zou verlaten, doch geen
vogel liet zich zien. Het nest, dat zich daar
den vorigen dag bevond, was helaas! ver
dwenen. Zoo begon men met pech! Pech
volgde voor den Heer Büttikofer, die door een
buiteling van een der heeren zijn fotographie-
toestel in het ongereede zag gebracht. Doch
daarmede namen gelukkig de tegenspoeden
een einde.
Spoedig wandelde men op het ter
rein, waar in 1894 zooveel is verzameld voor
'Fauna Neerlandica' in Artis, en waar een
aanhoudend geschreeuw van velerhande
vogelgeluiden den wandelaars verkondigde,
dat dit 'vogelparadijs' (zie de eerste afleve
ringen van De L. Natuur) nog aanspraak op
dien naam mag maken, zoo mogelijk in nog
ruimer mate dan toen ter tijd.
Scholeksters gilden en gaven te ken
nen reeds jongen te hebben of zwaar bebroe
de eieren; kievieten vlogen met breede wiek
slagen op ons toe en durfden ons naderen tot
op ongeveer VA M., om dan weer plotseling
naar boven te vliegen. Op alle walletjes zaten
Tureluren om door nikkende bewegingen en
een angstig 'tu-tu' hunne gemoedsaandoe
ningen kenbaar te maken. Stellig zaten vele
jongen in het gras verscholen, want eieren
waren er niet veel meer te vinden van deze
soort. Wanneer men naar boven en rondom
zich zag, dan ontwaarde men overal Sterns
Visdiefje (fotoarch. Hist. Ver.)
10