DE ZEPPELIN
koopste plaats in de schouwburg van een
schelling (zes stuivers), waarop een ruiter-te-
paard stond afgebeeld! Kruis of munt? Op
veel middeleeuwse munten was op één van
beide zijden een kruis te zien. Vooral op de
penningen, maar ook op het oortje, een munt
je met de waarde van een kwart stuiver. Je
zal toch je laatste oortje versnoept hebben,
helemaal geen poen meer bezitten. Poen
komt van ponem. 'Melech ponem' is He
breeuws voor 'gezicht van de Koning'. En dat
gezicht wordt nog altijd op de munten afge
beeld. Om de poen is het te doen!
Het Hebreeuws heeft overigens méér bijge
dragen aan het monetaire taalgebruik: joet
(tien gulden) komt van jod (=tien), meier
(honderd gulden) van mei'oh (=honderd). Iets
ingewikkelder lig 'heitje' (kwartje). 'Hé' is het
Hebreeuwse woord voor vijf. Vijf sloeg op vijf
stuivers, samen een kwartje. Van het He
breeuws naar het Bargoens is een kleine
stap. Oorspronkelijk noemde men een goud
stuk een geeltje, maar toen in 1860 gele
bankbiljetten van 25,- kwamen, werd het
geeltje 25,-. De achterkant van een biljet
van duizend gulden had een rode kleur: een
rooie rug. Nog even, dan moeten we een eu
ro in het zakje doen en is een klussie van
niks een fluitje van een euro. Dan is er geen
hol meer aan? 't Zal wel meevallen denk ik.
Jan T. Bremer
Illustraties uit 'De Nederlandse munten', dr.
H.E. van Gelder, 1972
Met dank aan Karei van Empel
De naam 'Zeppelin' (is) was bekend in de
Waalderstraat. Het was de naam voor twee
kleine arbeidershuisjes en één schuurtje on
der een dak. Daar woonden o.a. Gerrit Jan
Zoetelief en de familie Dijt.
Van de beschikbare foto's hebben we deze
twee uitgekozen (pag. 25). De Zeppelin is het
gebouw met het lange houten voorschot. De
vrouw met de Texelse kap (foto 1) is de moe
der van Hendrik Smit. Haar meisjesnaam was
Selser. Hendrik was smid en had zijn smede
rij op het eind van de Waalderstraat. De an
dere vrouw is de zuster van Hendrik, Trijntje
Smit. Zij huwde met Kelting die letterzetter
was in de drukkerij van Langeveld de Rooy.
Hij stierf op vrij jonge leeftijd aan loodvergifti-
ging. Trijntje was dus al vroeg weduwe, ze
werd kraamverzorgster. Coenraad Selser
trouwde in 1764 met Antje Alberts Kikkert in
de Gereformeerde Kerk van Den Burg. Zij
kregen zes kinderen. Hun zoon Jan Coen-
raads Selser trouwde in 1802 in Amsterdam
met Hendrikje Huijskamp. Een zoon van dit
echtpaar, Coenraad Jansz, werd geboren in
1803 in Amsterdam en werd later boer op
Texel. Coenraad Jansz Selser (A'dam 1803-
Tienhoven 1866) trouwde met Trijntje Jansd
Boon (WL 1805-Tienhoven 1870). Hun doch
ter, Antje Selser, trouwde in 1860 met Jan Jz
Smit (1836-1930), grofsmid. Toen hij over
leed was hij de oudste inwoner van Texel.
Trijntje Jansd Smit (1876- trouwde op 28
september 1899 met Friedrich August Kelting
(A'dam 1874-BG 13-10-1900). Friedrich
kwam in 1898 van Velsen en was letterzetter
van beroep. Volgens de verhalen heeft Trijn
tje na het overlijden van haar moeder (1908)
op haar vader gepast. Toen hij overleed
(1930) vertrok zij op 25 juli 1930 naar War-
menhuizen. Hendrik Cornelis Jansz Smit
(1871-1946) (foto 2) slaagde in 1904 te Haar
lem voor de cursus hoefsmid. Een jaar later
verkocht hij ook rijwielen en nam in 1909 de
zaak van zijn vader over.
Alle gebouwen zijn intussen afgebroken en
behoren tot het AH-complex.
Simon Dros
Gegevens: mevr. A. Krijnen-Eelman; Texelse Ge
slachten I en II, Dijt Dijt. Met dank aan Nettie
Jongejan-Boon, Klaas Schmidt en Cor Rey
24