DE MONNIKENPUT Een put middenin een weiland, geen huis in de wijde omtrek. De naam van het veld: Kloosterhoekie. Over zo'n put worden mooie verhalen verteld door de omwonenden: Die put stond vroeger in de tuin van het klooster dat daar vroeger stond. Niemand had dat klooster ooit gezien, want die monni ken waren al voor 1400 van Texel verdreven. Daarom was het de Monnikenput. In de tijd van die monniken was Texel veel groter. Ten westen van De Koog was zoveel land dat een boer drie wagens duinhooi per dag daar van daan kon rijden, zo ver was het! 'Die monni ken moeten Tempeliers geweest zijn, die wa ren voor 1400 verboden', zei eens een pas toor. Die kloostertuin was vast zoiets met kruidenperkjes, zoals iemand wel eens bij een klooster ver weg had gezien. Zelfs van Texel gingen er jongens bij de Zouaven in Rome. En die konden het mooi vertellen aan de boeren thuis. Reden genoeg om te onderzoeken wat voor put dat was. Allereerst een verhaal over de geografische en historische situatie, bij elkaar gezocht in verschillende boeken: Veldnamen- boek, Boerderijenboek en De Convexe Kust- boog van H. Schoorl. MONNIKENWERK De Augustijner Orde stichtte ca. 1158 in het Friese Ludingakerke een klooster. Het werd gewijd aan Sint Martinus. Tot die tijd was het kustgebied gesloten geweest, met achter de strandwallen een uitgebreid veengebied. (Ten noorden van het keileemgebied van Texel een slufterachtig kweldergebied.) In de loop van de 12e en 13e eeuw ging de 'veendrempel' verloren en werd de kust ge broken. Bij elke storm sloeg het zeewater ver der het land in. Pas ontgonnen land werd ver- zilt of sloeg weg, de ene ramp na de andere. Na de stormen van 1170 is Texel een eiland, en als snel verbrokkelt het tot een groep ei landjes. Het werd nodig om dijken aan te leg gen om te proberen het land te beschermen tegen overstromingen. Want al waren er nog geen akkers, ook overstroomd hooiland was een ramp. Op de oude kaarten is goed te zien hoe men probeerde de boel te bedijken. Vanaf het ho ge land tot aan de geul ten noorden daarvan is de Rozendijk de grens tussen zout en zoet, van het Oog dijkt men naar het oosten. De polder Gerritsland kan pas worden afgesloten van de zee als in het westen de duinen zijn opgestoven en de geul tussen Rozendijk en Gerritslanderdijk is verland, dichtgeslibd. (Die geul is t.h.v. het perceel Rozendijk 24 ca. 200 m. breed, 1,5 m. diep tegen de Rozendijk aan en naar het noorden steeds ondieper volgens waarneming kleilaag 1997.) De monniken konden in deze tijden goed werk verrichten. Er is geen archiefmateriaal van hun onderneming bewaard gebleven, maar de berichten uit andere delen van het land over storm, sneeuw, droogte, kou enz. zullen ook voor Texel hebben gegolden. De kloosters hadden grote invloed, ze sticht- (vyODeN we*- 1859. 1. Strooppot, 2. Hermanshoeve 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 22