Uit: 'De Navorscher', 59e jaargang, 1910
ingezonden door de heer B. v.d. Beek te De Cocksdorp
OUDHEIDKUNDE
In het vierde stuk der Noord-Hollandsche Oudhe
den door G. Van Arkel en A. UK Weissman wordt
op blz. 78 eene afbeelding gevonden eener Portiek
van het voormalige Raadhuis te Den Burg op
Texel. De beschrijving plaatst haar op de Groen
plaats, niet genummerd, en vermeldt korinthische
zuilen, fronton, festoenen en wapenschild, alles
van gebouwen steen en het karakter dragende van
omstreeks 1650.
Het oude raadhuis, gebouwd in 1611, was lang
werpig vierkant, van baksteen opgetrokken en
bzeer eenvoudig van voorkomen. De vertrekken
lagen boven de straat, zoodat men de deur over
enkele treden moest bereiken. Tegen een der uiter
ste dammen hing eenketting met beugel, en er voor
lag een groote steen, waarop de aan de kaak gestel
den geplaatst werden. Op het dak verhief zich een
eenvoudig achtkant open torentje, dat zich door
den eigenaardigen vorm van de kap nogal bevallig
voordeed.
Dit raadhuis stond aan de zuidzijde van de markt,
tegenover de kerk, die den noordkant innam: en
tusschen beide vond de nog in 1836 herbouwde
vischmarkt plaats tusschen eenige opgaande hoo
rnen. Zoo zag ik het oude gebouw in 1842, ledig
staande, want de zetel van het bestuur was toen
reeds overgebracht naar een in 1841 gebouwd of
herbouwd perceel nabij de kerk, uitwendig be
pleisterd en zich door niets onderscheidende. Het
verlaten gebouw moet spoedig daarna gesloopt
zijn.
Aan denzelfden kant maar iets meer naar achter
stond een heerenhuis met de bovenvermelde por
tiek. Metsel-, beeldhouw- en houtwerk was alles
met een witte saus overtogen. De bewoner was in
1842 de notaris J.L. Kikkertlid der Prov. Staten
van Noord-Holland, aan wiens onvermoeide po
gingen de stichting van een kustlichttoren op Eijer-
land en daardoor het behoud van vele zeemansle
vens is te danken geweest.
Oorspronkelijk was dit huis, dat omstreeks 1630
zou gesticht zijn, eigendom van den Lande, ver
moedelijk dienende tot woning voor den schout.
De Rekenkamer verkocht het in 1661 aan den
toenmaligen schout Hendrik de Goyer, en meer
malen ging het in eigendom over aan de opvolgers
van dezen. Het huis bezat een fraaie zaal, een
groote kelder was tot gevangenhuis gemaakt, van
waar de gevangenen door den ruimen tuin gebracht
konden worden op het raadhuis.
Ben ik goed ingelicht, dan heeft dit huis plaats
moeten maken voor het groote hotel Texel; hoe de
portiek naar de Groene-plaats (een onbestraat
plein) is geraakt, waar de schrijvers der N.-H.
Oudheden haar aantroffen, is mij niet kennelijk en
doet minder ter zake; ik heb slechts willen aan-
toonen, dat het fraaie bouwffagment niet afkomstig
is van het oude raadhuis.
Zie: Tegenw. Staat der Vereenigde Nederlanden
VIII. 595; Brieven over Texel en de naby-gelegen
Eilanden; uit de aanteekeningen van wylen den
heere Pieter van Cuyck.....te saamengesteld door
J.G. van Oldenbarneveldtgenaamt Tullingh
Delft 1789; F. Allan, Het eiland Texel en zijne
bewoners geschetst, Amst. 1856. C.W.B.
Illustraties uit 't Lant van Texsel
19