DE STRAATHANDEL
Veel van de mensen, die nu blij zijn dat over
Texel nog rijdende winkelwagens gaan, her
inneren zich de tijd dat kruideniers, melkboe
ren, bakkers en slagers huis aan huis door
de dorpen gingen. Ook in het buitengebied
waren deze 'middenstanders' actief, waarbij
kruideniers en slagers ook daar eerst gingen
'horen of vragen' en daarna kwamen bezor
gen. De bewoners van vaak afgelegen boer
derijen en huizen werden bovendien bezocht
door venters zowel met textiel als met ge
bruiksvoorwerpen, zoals potten, pannen en
andere huishoudelijke voorwerpen. Een paar
eeuwen geleden -toen het eiland een overd
aad aan winkeltjes had- was straathandel,
die toen 'ventjagerij' werd genoemd, wette
lijk niet toegestaan. Daarover gaat dit korte
verhaal.
In april 1796 kwamen bij het gemeentebe
stuur klachten binnen over het veelvuldige
ventjagen langs de huizen. De interim-schout
Gerrit Reijersz Kooyman (1745-1799) kreeg
de opdracht daarop toe te zien, omdat het
strijdig was met 's lands wetten. Door Kooy
man werd verzocht om daarover een publi
catie -ook in alle dorpen- te laten aanplak
ken.
De actieve gemeentesecretaris keek de ou
de bepalingen na en vond in de placaten van
1679 en 1769 dat ventjagerij, onder welke
benaming dan ook, verboden was. De goe
deren moesten in beslag worden genomen
en een boete van 400,- moest worden op
gelegd. Voordat de verordening kon worden
aangeplakt kwam opnieuw een klacht. De
broodbakkers Gerrit Jacobsz Kikkert (1745-
1809) en Jan Poulusz Kikkert (1757-1817)
kwamen op bezoek in de raadsvergadering
van mei 1796. Deze bakkers, waarvan de
ene zijn zaak Binnenburg [15] en de andere
Weverstraat [99] had, brachten hun klachten
naar voren over de 'omlopers', die met brood
en beschuit langs de huizen gingen. Nadat
zij waren ingelicht over de in behandeling
zijnde publicatie, verlieten de bakkers tevre
den de raadszaal aan de Vismarkt.
In juni 1796 kwamen nogmaals klachten bij
de gemeente. De waarnemende schout
Kooyman had toegestaan dat door 'vreemde
lingen met veldaardappelen' en boom
vruchten werd gevent.
Het is de eerste keer dat aardappelen op
Texel in officiële stukken gevonden werden.
Dat die door 'vreemdelingen' gevent werden,
kan ook aanduiden dat op Texel aardappe
len nog niet werden verbouwd. Ook elders
werden deze in die tijd pas volksvoedsel. Het
woord vreemdelingen, dat in het Texels als
'freemde' bekend is, maakt duidelijk dat die
mensen niet op Texel woonden. (Het Tes-
sels, S. Keyser.) Later werd freemde ook
gebruikt voor toeristen of 'badgasten'
In de bekendmaking, evenmin als in de pla
caten, waren die producten afzonderlijk ge
noemd. Een nieuwe publicatie werd samen
gesteld en daarbij werden van de ventjagerij
uitgezonderd boom-, aard- en veldvruchten.
In oktober 1796 vroeg de juist benoemde
waarnemende schout, Albert Formersz Gor
ter (1757-1814), aan het Comité voor Alge
meen Welzijn, de officiële benaming voor de
gemeenteraad, om opheldering over de
voortdurende ventjagerij. Gorter wilde weten
of daarbij geen aanvullende uitzonderingen
konden worden gemaakt. De zaak werd
aangehouden en Gorter zou over een besluit
worden ingelicht.
Zij hadden veel 'aanzoeken van geringe
Texelsche lieden' gehad om tegen de St.
Nicolaas enige vrijheid te mogen hebben om
met houten kramerij, speelgoed en dergelijke
alom rond te mogen gaan. Die lieden hadden
de aankondigingen over de ventjagerij gele
zen en meenden dat het toch niet de bedoe
ling was eigen burgers te benadelen en aan
de andere kant zou dit 'beletten dat een ie
der gerieflijkheden kreeg'. Het comité van
justitie was van oordeel dat slijters en brood
bedienden vergunning zouden moeten krij
gen om 'in het veld hunne calanten' brood en
beschuit rond te brengen als ieder maar
binnen zijn district bleef.
De gemeenteraad kon daarin meegaan en
gaf de secretaris opdracht om de verorde
ning te vernieuwen en die te laten aanplak
ken.
22