ber begint de Engelse bemanning te morren zeggende 'dat zij bij dat randzoen niet kon den leven...' Kapitein Duncan vroeg 'of zij ook verkozen dat de Hollanders zouden ver trekken en van koude, honger en ellende sterven. Hierop zwegen zij allen...' Maar de toon was gezet en een week later was er weer kabaal. 'De Hollanders moesten vertrekken...het is onze provisie.' Duncan gaf niet toe, maar voor Hoekstra was de maat vol. 'Van dat oogenblik (4 oktober) af maak ten wij alles gereed om te vertrekken.' Hoek stra schreef enkele brieven aan zijn reders en zijn familie 'om aan land komende dezel ve in een flesch aan een stok op te hangen, in de hoop dat derzelve op een ander jaar zouden gevonden worden.' Hoekstra en zijn bemanning kregen provisie voor onderweg 'voor ieder man 10 pond brood, 10 pond spek en verder voor ieder man een en een tweede vies rum.' Er werd een lang (2 pagi na's) gebed uitgesproken, afscheid genomen en toen verliet men op 6 oktober het schip. TOCHT OVER HET IJS Het werd een barre tocht, deels over het ijs, deels door het water. Zodra er water was werden de sloepen te water gelaten en werd er geroeid. Zo nu en dan zagen ze enige ijs beren, verder niets. 'Des avonds sleepten wij onze sloepen weder op het ijs en aten ieder een beschuit, brood en een stukje rauw pe- kelspek en dronken gezamenlijk een slokje rum, hetgeen ons wezenlijk verkwikte, maar onze dorst moesten we lessen met sneeuw.' 's Nachts sliep men zo goed en kwaad als het ging in de sloepen. 'Meer en meer begon men over vorst in handen en voeten te kla gen. Bij velen onzer begon de moed te ver zwakken. Wij konden de sloepen haast niet voort krijgen.' Door het gesjor en gesleep over en langs de tot grote hoogte opgekruide ijsschotsen, hadden ook de sloepen zeer te lijden. Op 8 oktober kreeg men land in zicht, maar door het kruien van het ijs kon men het land niet bereiken, wel kon men een ijsbeer die hen aanviel met een goed gericht schot vellen. De geweren waren met spijkers gela den, omdat ze geen kogels bezaten. Op 12 oktober 'des nachts 12 uren kwamen wij aan land, zijnde Suikertop (Sugar Loaf Bay). Wij waren toen allen stokaf en ver moeid...'Eene akelige nacht brachten wij door...' De volgende dag werd er vuur ge maakt van 'eenige plankjes uit de buikdelling der slopen' om ijs te smelten in een ketel. Hoe beroerd men er ook aan toe was blijkt uit de aantekening dat 'zodra het water warm wert konde men bezwaarlijk orde houden daar het volk, om het eerste te drinken, be gon te vergeten hoe zwak zij ook waren...' De sloepen werden zo goed mogelijk gere pareerd, waarna men verder sukkelde. 'In- tusschen overleed Rijnier Krul van den Hel der, in den ouderdom van 46 jaren, hebben de die man een akelige doot; stervende deed hij niet anders dan geweldig kners-tanden.' Daags daarna, op 14 oktober, begroeven ze de overledene op een eilandje en trokken weer verder. EEN DEENS HUIS Gelukkig konden ze de volgende dag (15 oktober) in ruim water verder zuidwaarts zei len tot ze 'des middags, Gode zij dank! een Deens huis (zagen) staan, dat wij zoo noor delijk niet verwacht hadden, niet wetende dat er op die hoogte menschen woonden, zijnde wij te Oppernewick (Uper Navik). Tranen van dankbaarheid vloeiden ons uit de oogen, want wij waren af en hadden nog voor één etmaal brood. Aan wal komende stond de koopman reeds op de kant om ons te ont vangen, verzocht ons dadelijk bij hem in huis te komen. Hij liet terstond warm eten koken en deed alles wat hij doen konde. Wij wier den weder geheel mensch...' Hoekstra en zijn bemanning namen twee dagen de tijd om weer enigszins op verhaal te komen, 'wij droogden onze kleederen en reinigden ons zelve...kregen vijf paar wilde mans (Eskimo) laarzen zijnde veel warmer dan de onze, voor mij, de stuurman en de kinderen (kajuitjongens).' Helaas wilde geen van de Eskimo's -Esquimaux, schreef Hoek stra- uit de nederzetting met hen meegaan als gids. De koopman 'gelastte daarop zijnen kuiper dat die voor geld zoude meegaan, hetgeen wij gaarne wilden geven.' Ze kregen bovendien '120 pond hard roggebrood, 20 pond dito iets beter, 10 pond spek, 1 schepel erwten, 1 half schepel gort en een 18 voets 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 19