Herman Reyntjes werd commandant van de Texelse vloot en kwam op het vlaggeschip 'Jupiter', bewapend met 72 kanonnen. Jan Willem de Winter, die nog in Franse dienst was, werd met toestemming belast met het opperbevel van de Bataafse vloot. Hij had de beste contacten met vertegenwoordigers uit Frankrijk. Ook was hij -evenals Daendels- betrokken bij de vrijmetselarij, maar of dat van invloed was, staat niet vast. Over het verdrag van het Bondgenootschap tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek werd tot 16 mei 1795 onderhandeld en in het Haags Verdrag werd de republiek als soeve reine staat erkend. Een maand later werden zes vice-admiraals benoemd, waaronder De Winter, Reyntjes, Seis en Adriaan Braak. Tot augustus bleef de vloot binnengaats en werd bedreigd door de Britse marine, die de kust blokkeerde. Het lukte De Winter de vloot op de Texelse Ree nog te versterken met sche pen vanuit Vlissingen en Hellevoetsluis. Een ander probleem was het tekort aan ma trozen en de werving van vrijwilligers verliep maar moeizaam. Op 13 november schreef Adriaan Braak daarover aan het Texelse ge meentebestuur. Al voor de brief in behande ling kwam, stuurde hij zijn eerste schrijver, Hofmeijer, met luitenant P. Braak naar de raadsvergadering van 27 november. Hierbij bleek dat Adriaan Braak een oomzegger aan boord had. Deze Pieter J A. Braak was een zoon van de ongehuwde Pieter Jansz Braak (1746-1774). De moeder van deze luitenant is onbekend. De heren verzochten aan Texelse raadsle den 'ten dienste van de Lande aanwerving van manschappen te doen'. Om dat te be vorderen werd overeengekomen de eilands boden naar alle armenkassen van het eiland te sturen om de beheerders aan te zeggen dat zij binnen vier dagen schriftelijk moesten opgeven 'aan welke armen manschappen zij onderstand verleenden' In de volgende ver gadering zou dan daarover een besluit geno men worden. Op 2 december verscheen opnieuw de schrijver van de 'Piet Heyn' in de raadsver gadering. In opdracht van zijn commandant kwam hij zich beklagen omdat op Texel openlijk zeelieden voor de V.O.C. werden aangeworven Hij vroeg of dit met toestem ming van het gemeentebestuur gebeurde Als dat niet het geval was, moest daartegen worden opgetreden. 'Daar de aanwerving voor de Oostindische Compagnie geheel zonder consent van het Municipaliteit ge schied, zal den geene die zulks doed dade lijk bij het Committé gerequireerd worden en het verder werven van zeevolk verboden wor den.' De boden werden er op uitgestuurd en kwa men met het bericht dat Cornelis Jansz Schagen (BG 1772-) de ronselaar was. Hij had zelfs een bericht op het publicatiebord geplakt. Schagen bleek niet op het eiland te zijn, maar bij zijn thuiskomst zou hem het verbod worden aangezegd. Zijn bericht werd van het publicatiebord gehaald en de schrij ver van de 'Piet Heyn' mocht een andere aankondiging aanplakken. Op diens vraag hoe het stond met de 'arme manspersonen die bequaam tot de dienst zijn', kwam als antwoord dat de lijst nog niet klaar was, maar deze zou worden toegestuurd. Op de lijst kwamen daarna: een zestal bewoners van de armenkamers in de Molenstraat, één uit de Waalderstraat en één uit de Warmoes straat. Vier mannen uit Oudeschild, die door de diaconie werden bedeeld, completeerden de twaalf kandidaten. Over de versturing van de lijst en de plaatsing op de 'Piet Heyn' werd niets bekend. Het is onwaarschijnlijk dat zij daar kwamen, mede omdat van die mannen enigen in het volgend jaar naar een ander schip werden gestuurd en daarover werd uitvoerig geschreven. Kort daarna lag de 'Piet Heyn' in winterstalling en daarbij was personeelsgebrek tijdelijk minder urgent. In het vroege voorjaar van 1796 vertrok een klein eskader onder leiding van Braak op de 'Piet Heyn' naar West-lndië met een beveili- gingstaak. De reis ging 'om de Noord', want varen door het Kanaal was voor Bataafse schepen te gevaarlijk met de loerende Britse marine. Een van de schepen van het kon vooi raakte in moeilijkheden. Het was het fregat 'Jason', een oud schip waarmee Jan 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 12