Tessels Prate Het is alweer een tijd geleden dat ik u onthaalde op grappige anekdo tes. En al heeft Jan v.d. Pijl een heel boekje vol verzameld, toch heb ik nog een aantal, bij mijn weten nog niet gepubliceerde uitspraken en voorvallen met Tesseise humor. Hier zijn ze! Naar aanleiding van het verhaal over H.K.W. Verstegen in ons vorige nummer, doken er ook een paar anekdotes op over deze kleurrijke figuur. Het was in de tijd, toen er nog weinig autoverkeer was. Als Verstegen met z'n kettewagen 's avonds op een donkere buitenweg een tegenligger kreeg die hem met z'n koplampen verblindde, gebruikte hij de deksel van een blikken jodenkoe- kenbus als spiegel en scheen de chauf feur recht in 't gezicht. 'En dotte se dan dimme wowe!' zei Verstegen. Verstegen en Gerrit Dros kwamen el kaar tegen in Den Burg. Verstegen was mank en Gerrit stotterde. Pesterig zei Gerrit tegen Verstegen: 'Os jee goed lóópe wil, dan m-m-moet je met iên biên op de stoep en met iên biên in de g-g- goot lóópe gaan.' Waarop Verstegen adrem reageerde: 'En os jee niet stottere wil, dan moet je je bek houwe!' Een zelfde soort lik-op-stuk verhaal is het volgende. Twee mannen uit Ooste rend, die elkaar niet konden uitstaan (ik noem ze maar Knelis en Sieme) komen elkaar tegen in de klompenwinkel van Jawik. Knelis was een grote kerel met enorme voeten en Sieme had een opval lend grote neus. Zei Sieme: 'Zó Knelis, moet je weeres nuwwe klompe foor je onbeskoft gróóte póóte?' Waarop Knelis bedaard reageerde: 'Jaaaa...., ik sèèg net teuge Jawik, Sieme sien neus moet erin kenne, dan benne ze mee net gróót ge- nog!' Sieme Luise (hij heette eigenlijk Luitze) uit De Koog, struinde overal rond en ver zamelde van alles. Papiertjes prikte hij op z'n hoed, touwtjes hing hij om z'n lijf en wat maar enigszins eetbaar was ging naar binnen. Hij kon alles gebruiken. Eens moest hij deze gewoonte bijna met de dood bekopen. Op het strand vond hij een fles met bruine vloeistof. Op het eti ket was nog net te ontcijferen serum'. Sieme had een paar flinke slokken geno men en werd doodziek. Toen hij na dagen weer opdook zei iemand: 'Hoe kwam dat nou, Sieme?' 'Nou', zei Sieme, 'd'r stond op ZEE-RUM'. In De Koog woonde ook Jan v.d. Wal, de man die de zgn. 'weerboompjes' ver kocht. Hij had z'n standplaats meestal onderaan de Badweg, die toentertijd nog niet was verhard. Op een keer kwam een toerist per fiets met een vaart de zanderi ge helling af en kwam flink ten val vlak voor de voeten van V.d. Wal. 'Uwe komt zeker niet uut Haarlem', zei V.d. Wal. 'Hoezo?' zei de man verbaasd. 'Nou', zei V.d. Wal, 'deer stappe ze wel aars fan de fiets.' Iemand die pas op Texel woonde, wachtte op haar beurt in de winkel van 'Bakker-de-bakker'. De klant vóór haar vroeg om 'koekies', waarop de bakkers- vrouw al wijzend zei: 'Hoeke? Zokke? Deuze of are?' De nieuwbakken Tesseise begreep er niets van! (Hoeke betekent 'wat voor...' Het is een verbastering van het oud-nederlandse 'hoe-lijke'.) 'Ik steek nag maar-es een segaartje op', zei Kees Kuup, 'ik ken het nooit jonger doên!' 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 29