waren de heren daarin vindingrijk. In 1789 had de gereformeerde diaconie bij octrooi het recht gekregen om van iedere gulden van vis of andere verse waren bij verkoop op de vis markt van Den Burg van de verkopers een halve stuiver te krijgen, weliswaar met de last tot onderhoud van die markt. Deze regeling werd ingetrokken en zonder enige last over gedragen aan het algemene armbestuur van Den Burg, die met de alimentatie van het in nocente kind werd belast. De kamervoogden moesten het erfdeel van Martje Kok aan het algemene armbestuur afstaan. De armvoogden werden in de raads vergadering opgeroepen. Toen hun voorzitter verscheen werd hij geïnformeerd. Namens het bestuur verklaarde hij zich akkoord onder voorwaarde dat de alimentatie voor het on echte kind van Martje Lover voor hun bestuur werd beëindigd. Zij waren daarbij voor twee derde deel belast, terwijl de kas van Oude schild in een veel betere situatie was. Die gestelde voorwaarde werd eerst nog in be raad gehouden. Na bespreking met het alge mene armbestuur van Oudeschild werd de alimentatie voor Remmert Lover door de al gemene armbesturen van Den Burg en Oud eschild elk voor de helft gedragen. De visafslager, Poulus Pietersz Kikkert (1740-1813) werd opgedragen wekelijks aan het algemene armbestuur van zijn ontvang sten rekening en verantwoording te doen en daarbij over te leggen de bewijsstukken van de verkopers. Poulus benutte de gelegenheid te klagen over het visventen langs de huizen en kreeg de toezegging dat daarop zou wor den gelet. Daarna kwam ter tafel het ge vraagde advies van notaris Abraham Adri- aansz Wentel (Sd 1749-Alkmaar 1829) over de moeilijke nalatenschap. Hij stelde vast dat de 'uitverkoop' van de vier kinderen uit het eerste huwelijk niets veranderde aan het erf deel van de dochters uit het tweede huwelijk. Er moest een herrekening komen. De nala tenschap van Antje Caspers Bruijn was de helft van het oorspronkelijke vermogen en moest alsnog in drie delen worden gedeeld. Daarvan kregen de vier kinderen samen een derde en de twee dochters, Ariaantje en Mar tje, elk eenderde deel. Het gemeentebestuur kon zich met deze uit leg verenigen en stuurde een bericht naar de algemene armvoogden van Den Burg en de kamervoogden van de Waalderstraat. Aan alle voogden werd opgedragen hier naar te handelen, 'zonder verdere onnodige procedu res te versieren'. Toen Martje Kok in 1810 kosteloos een graf kreeg, werd nog vermeld dat zij alimentatie genoot. Een grafsteen kreeg ze niet. Anders zou daarin als tekst gebeiteld zijn Mattheüs 5 vers 3. 'Zalig zijn de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen'. EEN KRANKZINNIGE Meis Pietersd Kopjes beklaagde zich begin april 1797 over de wanhopige toestand die ontstaan was door de krankzinnigheid van haar man, Pieter Jansz Gorter (BG 1745-BG 1800). Zij kon de verzorging van hem niet langer aan. Omdat zij en haar man lidmaten van de kerk waren, had zij aan de Roomse armvoogden om ondersteuning gevraagd, maar die hulp was haar geweigerd. De inte rim schout/maire, Albert Formersz Gorter (1757-1814) maakte deze zaak aanhangig bij het gemeentebestuur. De drie armvoogden werden dadelijk in de raadsvergadering ont boden. Aan de drie armmeesters, Jan Corne- lisz van Keeren, Jacob Gerritsz Kopjes en Jan Lammertsz Stam, werd gevraagd waarom zij geen zorg droegen voor hun behoeftige le den. Als antwoord gaven zij dat zij meenden dat in dit geval geen -financieel- onvermogen was. Als zij voor deze krankzinnige zouden moeten zorgen verklaarden zij daartoe 'we gens bekrompen middelen niet in staat te zijn- Pieter Gorter was een lid van de maat schappij en had gevoeglijk aanspraak op hulp van deze samenleving, die zich daaraan nim mer zou kunnen onttrekken. De raadsleden vonden het in de eerste plaats een verplich ting dat dit armbestuur voor eigen leden met voorzieningen kwam. Ook toonden zij dit aan met een ander voorbeeld. De armmeesters wezen nogmaals op hun onvermogen en ver trokken zonder toezeggingen te doen. De zaak werd daarna ernstig en uitvoerig bespro ken, waarna unaniem besloten werd de arm meesters te laten aanzeggen dat zij voor het 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 26