vormen tussen twee weersystemen, maar wel met dien verstande dat dit zich gewoon lijk alleen voordoet in voor- en najaar. Het wordt dan veroorzaakt door grote verschillen tussen land- en zeewatertemperatuur. Blijft over onze andere optie van 19/20 au gustus 1871. Huizinga schrijft die dag niet over het weer. Het KNMI heeft over de 20ste wel een duidelijk antwoord: de wind is noord westelijk, overdag is er flink wat zon en het is 18-20 graden. 'Al met al een polaire stroming, weliswaar met een gematigde temperatuur maar zeker niet somber". Dit weer past rede lijk bij het schilderij, beter in elk geval dan dat van het KNMI-bericht uit 1873. Maar die po laire stroming oogt toch minder hoogzomers dan de sfeer op het doek. En, wat duidelijk anders is: de windrichting, af te lezen aan de stand van de torenhaan, wijst niet op een noordwestelijke, maar op een zuidwesten wind. Als ik na al dit gepuzzel (en inmiddels met een paar slagen om de arm) aan de datum in 1873 wil blijven vasthouden, kan ik dat eigen lijk alleen op basis van de notities van Hui zinga en vanwege de windrichting die in dit geval wel klopt bij wat het KNMI opgeeft. Uit het schilderij zelf valt op onze foto weinig méér af te lezen. Of het zou de vage, vegeri- ge bewolking moeten zijn, misschien alleen oneffenheden in het doek, die denken doen aan een nevelige, uitwaaierende 'cirrus-be- wolking'. Een dergelijke hoge bewolking geldt, begrijp ik van Dirk, als een voorbode van weersomslag en kan zich vormen aan het einde van een warme periode. Een aan wijzing dus voor een naderende depressie. Als het schilderij iets eerder zou zijn gemaakt, zeg op de 25ste of de 26ste, dan zat daar logica in. Dan zou het kloppen bij de half tot zware bewolking die door het station Den Helder op de 27ste wordt gemeten. Dan zou je vervolgens kunnen opperen dat Roelofs misschien verspreid over enkele dagen aan het doek heeft gewerkt, en ook dat hij blijk baar op het laatst toch nog maar dat maantje, dat eigenlijk te hoog stond, heeft toegevoegd. Het kan, alles kan, het is tenslotte een schil derij, geen foto. Als korte aanvulling op de bijdrage van Tim mer en De Jager moge het volgende dienen. Het betreft een detail in het schilderij: boven de Kogerstraat vliegen twee ooievaars. Vol gens de Vogels op het Gouwe Boltje van A.J. Dijksen (1996, p. 152) kwam de ooievaar tot 1905 als broedvogel op Texel voor. De oud ste vermelding van een broedgeval dateert uit 1868. Welnu: de heer Jac. Kikkert (95), thans wo nend in De Gollards, deelde mij in dit verband het volgende mee (een stukje genealogie!): In het Vermaningsglop, dat langs de Doopsge zinde Vermaning loopt, woonde in het midden van de negentiende eeuw het gezin van Klaas Poulusz Duinker en Guurtje Kikkert. Klaas Duinker was tjalkschipper en had met zijn vrouw twee dochters, Jannetje en Antje. (De laatste trouwde met ds. Visser, van Den Hoorn.) Guurtje zelfwas een dochter van Nan Paulusz Kikkert, boer en Jannetje Jansd. Bakker. Behalve Guurtje kreeg dit paar nog zes kinderen, waaronder Jan, geboren 28 augustus 1859 in Den Burg in het Verma ningsglop. Deze Jan is dus de vader van de heer Jac. Kikkert in de Gollards. En deze Jaap van 95 hoorde als kind zijn vader vertel len dat hij, Jan, als jongetje van 4-5 jaar, dus ca. 1864, in het Vermaningsglop regelmatig werd gewekt door het klepperen der ooie vaarsjongen die om voedsel bedelden. Het nest zat op de schuur van Roeper (nu Theo- dorahoeve). De ooievaars op het schilderij zijn dus geen fantasietje van de schilder, maar geven de werkelijke situatie weer Dat maakt de waarschijnlijkheid van de hier boven gegeven berekening tevens groter, ook zonne- en maanstand zullen naar werkelijk heid zijn weergegeven. Een compliment voor het geheugen van de heer Kikkert is daarbij op zijn plaats. En wie het e.e.a. controleren wil, raadplege Texelse Geslachten I, p. 299. Theo Timmer NAWOORD: G. van der Kooi 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 18