waardigheden. Aan de andere kant neigde de schildertrant van de vorige eeuw nogal naar het precieze en menig schilder streefde er in die tijd naar zijn objecten redelijk nauwkeurig weer te geven. Wel is het weer zo dat detail objecten, zoals personen, vaak naderhand ingeschilderd werden. Dus: onzekerheden genoeg! Maar hoe gaat het? Geleidelijk werd ik door Theo's probleem gepakt en zo heb ik zijn vraag als volgt opnieuw geformuleerd, ge steld dat de afbeelding de nauwkeurigheid van een foto heeft, is dan het tijdstip waarop hij betrekking heeft vast te stellen? Die vraag blijkt dan, dus met voorbijgaan aan alle evi dente onzekerheden, rechtuit te beantwoor den. Dit toe te lichten is het doel van dit stuk je. Allereerst de plaats waar de twee mensen zich bevinden ten opzichte van de schilder. Blijkens gegevens, ontvangen van Theo Tim mer, zijn de twee kerktorens 36 en 26 meter hoog. Hoe lang die twee personen waren weten we natuurlijk niet, maar ik heb de voor die tijd gemiddelde waarden aangenomen; voor de man 1,70 m en voor de vrouw 1,60 m. Uit de vergelijking met de hoogten van de kerktorens vinden we dan dat de man resp. de vrouw op 44 en 47,5 meter van de schil der waren verwijderd. Uit de lengten en de posities van hun scha duwen valt de hoogte van de zon boven de horizon te berekenen. De schaduwen zijn lang en lopen niet evenwijdig met de onder kant van het schilderij. Als we voor de hoogte van het oog van de schilder 1,65 meter ne men, dan is het een zaak van driehoeksme ting om uit de posities en lengten van de schaduwen, gekoppeld aan de hiervoor bere kende afstanden van de personen af te lei den dat de zon 5 graden boven de horizon stond en 12 graden benoorden het westpunt. We kennen dus, wat in vaktaal de hoogte en het azimut van de zon heten. Het is dan een zaak van toepassing van eenvoudige formu les uit de boldriehoeksmeting om daaruit twee andere grootheden te bepalen: de decli natie en uurhoek van de zon. De declinatie is een grootheid die op de (fictieve) hemelbol een soortgelijke betekenis heeft als de breed te van een plaats op aarde: de afstand tot de evenaar, in graden uitgedrukt. De uurhoek is de hoek tussen het hemellichaam en de rich ting naar het zuiden. De uurhoek wordt nooit in graden uitgedrukt, maar in uren, minuten en seconden. Daarbij komt een uur dus over een met 15 graden aan de hemelbol, immers 24 uur komt overeen met 360 graden. Het voordeel van het gebruik van uren is dat de uurhoek van de zon tevens het tijdsverloop is nadat de zon het zuidpunt gepasseerd heeft, met andere woorden de uurhoek van de zon is de zonnetijd na het middaguur. Na deze uitweiding de resultaten: de uurhoek van de zon bleek 6 uur en 26 minuten te be dragen en de declinatie was 11 graden en 16 (boog)minuten. We weten dat de declinatie van de zon van dag tot dag verandert. Zo is hij op 21 december minus 2314 graad, op 21 maart is hij precies nul graden (de zon staat dan boven de evenaar) en op 21 juni is de declinatie plus 2314 graden. Een declinatie van 11° 16' wordt bereikt op 24 augustus. We kennen dus de dag en de tijd: 24 augus tus te 18u 26m zonnetijd te Den Burg; dat is 18u 07m Universele tijd of 20u 07m in de te genwoordig geldende Midden Europa Zomer Tijd. In deze getallen zit een forse onzeker heid, gekoppeld aan die in het meten van de schaduwlengten. De datum kan daarom enk ele dagen eerder of later vallen en het tijdstip een kwartier of zo. Laten we daarom aanne men: het schilderij slaat op een datum tussen 20 en 28 augustus en het tijdstip was tussen kwart voor 8 en halfnegen Midden Europa Zomer Tijd des avonds. Nu het jaar: daartoe hebben we de maan no dig want die staat op dezelfde tijd en datum ieder jaar weer ergens anders aan de hemel. Het was 4 tot 5 dagen na Nieuwe Maan. De declinatie van de maan was -28°. Als de schilder goed geobserveerd heeft zijn dit scherpe criteria. Vraag: in welk jaar om streeks 1870 trad deze situatie op in de laat ste decade van augustus? Met behulp van een computerprogramma (daarvoor dank aan de heer Theo Vermeesch, oud-directeur van de sterrenwacht te Hoeven) blijkt dat er maar 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2000 | | pagina 15