tig Augustus jongstleden met haar Loots- vaartuig bij het te dier tijd op de Haaks zit tende schip genaamt SCHOOTEROOG, ge- voert bij Schipper Dirk Frost gekomen zijn, welk schip in veel gevaar was van aldaar te vergaan, waarom de gen. Schipper Frost aan haar getuygen toeriep om bij hem aan boord te komen, zeggende daarbij: mijn schip zinkt en dan zijn wij alle weg; dat het gevaar een weynig tijds daarna nog grooter wordende, deselve schipper weder aan haar riep, mijn schip zinkt door zijn Lading aan- stonts weg, wij moeten vlugten; waarop sij getuygen zulks mede ziende terstont aan het schip zijn gekomen en voom. Schipper met zijn geheele Equipage en de Loots in hun schip hebben overgenomen; blijvende sij egter tot aan den avond om en bij het schip zeylen, hetwelke sij getuygen al meer zagen wegzinken en opzij vallen waarna zij des a- vonts van daar gezeylt en vervolgens met het selve overgenomen volk tot agter de Hors gekomen zijn. Dat zij getuygen wijders den volgenden mor gen met haar schuijt ent selve volk wederom onder zeijl gegaan om na het voom. Schip te zien, dog zagen toen de masten van het sel ve over boort vielen en het schip eyndelijk geheel verbrijseld werd, sodanig dat men ten laatsten niets meer daar van konde sien of ontdekken, dat daar op de gem. Schipper Frost tegen haar getuygen zeijde: laat ons nu maar na de wal gaan, so als sij getuygen ook terstont deeden en na het Oude Schil zijn gezeijlt, alwaar zij op ordre van den Heer Commissaris Roosenboom al het voorn. Scheepsvolk en de Loots in de Kaag van Schipper Reyer Dan hebben overgescheept en zij vervolgens van voom. Commissaris verboden zijn om niet aan de wal te mogen komen tot nader ordre. Dat zij getuygen wijders vier a vijf dagen daar na benevems nog eenige andere schuyten zijn vergaen om de Plaats daar het voorsz. Schip verongelukt was op te zoeken, of zij ook iets van het selve of de Lading souden kunnen ontdekken, dog zij konden den eersten dag daarvan niets ontwaar wor den, egter den volgenden dag met vele schuyten dreggende en zoekende hadden zij getuygen eyndelijk het geluk met haare dreg aan een swaar touw vast te geraken, het geene sij vervolgens ook geborgen heb ben, ontdekkende met hetselve bergen tege lijk ook een anker, en dat daaromtrent nog meer goederen lagen, waarom sij van die Plaats vaste merken aan 't Land namen om deselve bij vervolg weder te kunnen vinden, varende toen vandaar naar binnen en scheepten het voorn. Geborgen Touw in de Ligter van Schipper Jan Kok, waarna zij den daaraan volgende dag, zijnde den eerste deser maand wederom met vijf schuyten in Compagnie na de voorsz. Bij hun ontdekte Plaats zijn gevaren en te dien tijd aldaar het eerste van alle eenige vatjes quiksilver ge borgen hebben. Wijders verklaarden de voorn. Jan Willem Blom, Teunis Dekker, Gerrit Kolk, Willem Dalmajer, Michiel Romeyn, Pieter Blank, Jacob Jansz Raben, Jan Kragt, Jan Jansz Dalmajer, Jan Buysekool, Comelis Snooy, Hendrik Klaasz de Wit, Jan Wiiiemsz Zoete lief, Gijsbert Romeyn, Maarten Smit, Come lis Mz Smit, Cornelis Jansz Smit, Comelis Gomes, Jan Gomes, Cornelis Jansz Troost en Reyndert Simonsz insgelijks en afzonder lijk, dat sij getuygen korten tijd nadat het voom. Schip op den 23e Augustus voormeld ver ongelukt en vergaan was, wijd en zijd in zee hebben vinden drijven diverse goederen, bestaande in Talk, Spaanse Zeep&c, sonder dat zij iemand daarbij of omtrent gewaar wierden die zig voorgaf als schipper, stuur man of Eygenaar van die drijvende goede ren te zijn, dat sij getuygen te dier tijd en gedeeltelijk ook den volgenden dag eenige van die goederen opgevist en vervolgens alhier aan den Heer Requirant in desen heb ben aangebragt. Eyndelijk verklaarden alle de Comparanten consonnantelijk en als uyt eenen mont, dat zij getuygen ten minsten negen dagen nadat het voorgemelde schip door desselfs Equi page verlaten en vervolgens ten eenenmale vergaan en verbrijsseld was, op de Haaks voornoemt, ter diepste van ten minsten Twaalf voeten bij laagwater, sonder dat ee- nig sigtbaar Kenmerk van hetzelve schip of 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1999 | | pagina 9