HET GEBEURDE OP HET MARSDIEP
De zee ver-kwik-t: over de stranding van de "Schooteroog" 1770
VJ/A
\/¥/;u
790
Reconstructie Marsdiep en buitendelta (De Convexe Kustboog blz. 225 en 226)
In het notarieel archief van het Rijksarchief
Haarlem bevindt zich een verklaring betref
fende een schipbreuk onder Texel, opge
maakt door notaris Jan Star (prot. 4898)
over de stranding van het schip 'Schooter
oog' op de Haaksgronden op 22 januari
1770. Over de lading van het schip, waaron
der 'eene groote quantiteyt quiksilver' is
nogal het een en ander te doen geweest.
Waardoor het verhaal ook uitvoerig verteld
is in 'Nieuwe Nederlandse Jaarboeken of
vervolg der Merkwaerdigste Geschiedenis
sen, die voorgevallen zijn in de Vereenigde
Provinciën, de Generaliteitslanden en de
Volkplantingen van den Staat. Zesde deel
1771, Amsterdam/Leiden.
Over de stranding, waar een groot aantal
Texelaars getuigen van waren, staat in het
protocol van Jan Star dat Cornelis Gomes,
Jan Corn. Gomes, Cornelis Jansz Troost en
Reyndert Simonsz met hun loodsvaartuig
kwamen bij het op de Haaks zittende schip
Schooteroog (schipper Dirk Frost) en dat
Frost de mannen toeriep: 'Mijn schip zinkt...
wij moeten vlugten'. Het loodsvaartuig had
vervolgens de schipper, zijn bemanning en
de loods opgenomen, 'blijvende sij egter tot
aan den avond om en bij het schip zeylen,
dewelke sij al meer zagen wegzinken en
opzij vallen, waarna zij des avonts vandaar
gezeylt en vervolgens met het selve overge
nomen volk tot agter de Hors gekomen zijn.'
Toen ze de volgende morgen weer naar het
schip gingen zagen ze 'dat de masten over
hoort vielen en het schip eyndelijk geheel
verbrijseld werd...' Toen men op het laatst
niets meer van het schip 'konde sien of ont
dekken', zei schipper Frost: 'Laat ons nu
maar na de wal gaan, so als sij ook terstont
Zuid.,- 20 22
±1
Noord «r-
Haakt
4