VERGANE GLORIE
In 1734 verhuurden de Staten van Holland
en Westvriesland en den Noorderquartiere
het nog onbedijkte gebied van Eijerland met
het daarop staande huis aan de familie Kik
kert. Margaretha Hendriks van der Merct,
weduwe van Albert Lambertsz Kikkert, werd
in 1747 aangesteld 'tot Casteleinesse van
Eijerland'. Zij hertrouwde in 1748 met een
slagerszoon, Hendrik Klaasz Dekker (BG
1721-BG 1789), die strandvonder van dat
gebied werd. Meestal woonde dit echtpaar in
Den Burg, waar zij het huis Binnenburg [6]
bezaten. Hun levensstijl ging hun inkomsten
ver te boven, zodat procedures over lenin
gen, niet-betaalde renten en met ontevreden
leveranciers hun voortdurend achtervolgden.
Ook de slordige huurbetalingen aan de Sta
ten van 250,- per jaar gaven aanleiding tot
uitvoerige correspondentie. Er werd gedreigd
met ontslag en de betalingsdatum werd op
haar verzoek verschoven van december tot
maart. Naast die huursom in geld moest Mar
garetha jaarlijks in oktober aan de vrouwelij
ke conciërge van het logement van de Staat
in Hoorn konijnen en kaas leveren.
Eind november 1789 was zij daarin nog
steeds nalatig en kreeg van de klerk een
aanmaning met boetedreiging om voor het
einde van dat jaar 31 koppels konijnen, 31
groene en 31 gele schapenkaasjes, alsmede
5 koeienkazen te sturen. Dadelijk reageerde
Margaretha en schreef dat vóór het ontvang
en van de brief de kaag al was besteld. Bij
goed weer konden de heren de zending aan
staande dinsdag verwachten. Als excuses
voerde zij aan dat de schipper niet eerder
kon varen; dat het weer in oktober zo zomer-
achtig en warm was geweest, dat het onmo
gelijk was de konijnen goed en vers te ver
zenden; dat haar man en twee van haar ko
nijnenvangers zwaar ziek waren geweest,
waardoor de vangst had stilgestaan, mede
Plaat XVIII.
Het Eierlandse Huis in het begin van de 19de eeuw. Houtgravure Rijksarchief Haarlem.
14