EEN REISVERSLAG
UIT 1800
zoon. In het laatste geval kon het nog wel
eens goed aflopen als het standsverschil niet
al te groot was. Vooral in een dorp kon de
boerenzoon toch maar beter trouwen met de
arbeidersmeid, omdat als het bekend werd
de zoon toch niet verder zou komen dan 'een
slegte boeren meijd'.
Ja, 'hoe eerder hoe beter, want gij komt me
op de tonge van de werelt en zoo gij het hier
doet, zoo is uw fortuijn gebroocken.*6
Maar, wanneer het een gehuwd werkgever
betrof, was dit niet mogelijk. Vaak werd dan
eerst eens abortus geprobeerd. Dan werd de
'Sevenboom' ingenomen, een in het West
Europa bekend abortium. Mechanische mid
delen waren minder in zwang, al waren er
wel 'engeltjesmakers' met een 'zuyger'.
Het was Aagje Schuurmans kennelijk niet
gelukt. Misschien had ze nog wel kans ge
zien de zwangerschap voor haar omgeving
verborgen te houden. Maar toen de baby
eenmaal gevonden was, wist men toch ken
nelijk al heel snel wie de moeder moest zijn.
Met alle gevolgen van dien. Arme, arme Aag
je. Hadden de vroede, daarbij wijze vaderen
niet wat meer barmhartigheid kunnen be
trachten?
*1 Dirk Burger van Schoorl, Chronijk van de
stad Medemblik, mitsgaders een korte
beschrijving van alle de Eilanden onder dit
Noorderkwartier sorterende Hoorn, bij Jan
Duijn, MDCCLXVII (17670, b;z. 250)
*2 J.T. Bremer, Het gruwelijke verhaal van
Wabe Douwes in: West-frieslands Oud
Nieuw, 1986
*3 J.T. Bremer en H. Schoorl, 1987, blz. 69
e.v.
*4 S. Faber, Kindermoord in het byzonder in
de achttiende eeuw te Amsterdam. In:
Bijdr. En Meded. Betreffende de Geschie
denis der Nederlanden, jaargang 93,
1978, blz. 224 e.v.
*5 C. Koring, in de Telegraaf, d.d. 18-2-1984
*6 D. Haks, Huwelijk en Gezin in de 17e en
18e eeuw. Utrecht 1985, blz. 83 e.v.
door J.T. Bremer
In de zomer van 1800, het jaar waarin de
veelbelovende waterbouwkundige Frederik
Willem Conrad (1769-1808) werd benoemd
als een van de vier commissarissen-inspec
teur in de Departementen Texel en Amstel
(ongeveer het tegenwoordige Noord-Hol
land), maakte Conrad, vergezeld van enige
vrienden een reis te paard door zijn toekom
stige ambtsgebied. Van deze reis is een ver
slag gemaakt waarin, behalve aan water
staatkundige zaken, veel aandacht wordt be
steed aan de verwoestende gevolgen voor
het landschap van de landing van Engelsen
en Russen een jaar tevoren (aug.-nov. 1799).
De hoofdpersoon, Conrad, was als zoon van
vroeg gestorven, onbemiddelde ouders op
bijna tienjarige leeftijd opgenomen in het bur
ger weeshuis te Delft. Drie jaar later was hij
als 'excellent goed' via een beurs van een
Delfste fundatie toegelaten tot de studie van
waterbouwkunde, landmeetkunde en vesting
bouw. Na zijn studie werd hij in 1788 als
adjunct-landmeter toegevoegd aan inspec
teur-generaal van de Waterstaat, Christiaan
Brunings (1735-1805). Op zijn reis werd Con
rad vergezeld door de gebroeders Gilde-
meester. De jongste van dit tweetal, Jan Pau-
lus, was gehuwd (in 1792) met de enige
dochter van Christiaan Brunings. Vandaar.
Over Conrad zij nog vermeld dat hij na de
plotselinge dood van Brunings diens opvol
ger werd. Een jaar na zijn aanstelling als
inspecteur-generaal van de Waterstaat van
het koninkrijk Holland, overleed hij zelf op 38-
jarige leeftijd aan roodvonk. Het reisjournaal
van Conrad, groot 31 handgeschreven folio
vellen, berust in het Algemeen Rijksarchief te
Den Haag, Tweede Afdeling, Archieven In
specteurs van Waterstaat.
De reis van de drie mannen, vergezeld van
een verzorger voor de paarden, begon op 7
juni 1800 te Spaarndam, de woonplaats van
Conrad, en ging in noordelijke richting via de
J.T. Bremer
14