laars, die daar bij de H.S.M. werkten. Ze trokken erg naar elkaar, 's Zondags na kerk tijd was het gezellig, ze gingen koffie drinken en Tessels praten. Marretje Kok uit Gerrits- land was Antje Gorters beste vriendin. Antjes kleindochter werd 's zondags mooi aange kleed, in een jurkje met kant en strik. En elke zondag zei Marretje. "Kiend, je bent zó kant as puus!" "Weerom zitte jullie bee dat skéépedooier- tje?" vroeg Antje Gorter toen ze bij familie binnenkwam, die gezellig zaten te scheme ren. Het deed Antje denken aan zo'n klein lampje, waarbij in 1 geheim een schaap werd geslacht, een zgn. "skéépedooiertje". Als dochter van de ouwe Pagga wist ze wat dat was. "As we de seumer maar deurkomme", ver zuchtte de ouwe Pagga. "'s Winters leit er genog op t strand". Grootmoeder Z. zag de onderbroekjes van haar erg magere kleinzoon aan de lijn hang en. "De skande is maar net bedekt" zei ze. Jannie Maas en haar man Louw Halsema hadden al voor de ooriog een snoeptentje op het Kogerstrand. Als men iets wilde kopen vroeg Jannie: "Is het foor de freet of foor de snaai?" (honger of lekkere trek). Voor allebei had ze iets in voorraad. Jan Maas van Zandvrucht, strandexploitant te De Koog, had gehoord dat het strandzand lang niet overal zo wit en fijn was als op Texel. Bij een rit langs de Noordhollandse kust stopte hij bij elke strandopgang en nam een handje zand mee om dit zelf te onder zoeken. Inderdaad, hoe zuidelijker, hoe gro ver van korrel en donkerder van kleur. "Deer hèèw ik niet op rekend!" zei een man tegen de dokter. Hij had een zwerende teen ("Zó'n tóón!"). De dokter vroeg hem ook de andere voet te laten zien. Daar had hij dus niet op gerekend, hij had alleen de zere voet gewassen! Ouwe Miggel (Michiel Witte, 1856-1924) kwam van De Dennen lopend naar Oosterend op visite bij familie daar. Een mooie dag, een mooie wandeling. Toen hij wegging zeiden ze: "Dat moet je gauw naggeres doên." De volgende dag was het opnieuw prachtig weer en in de verte zagen ze Miggel aankomen. Ongerust vroegen ze: "Wat is er an de hand "Nou", zei Miggel, "je had seid, dat moet je gauw naggeres doên en ik hèèw nou de tiêd!" Het huis van Ouwe Miggel aan de Okusweg (nu Rozendijk 45) was regelmatig het trefpunt voor een aantal (vrijgezelle) mannen uit de omgeving. Kees Smit, Jan Maas, Jan Schraag, Frans Witte en Jan Dijt kwam op zondagmiddag langs en dan werd het vaak heel gezellig, 's Zomers zetten ze de stoelen op de Okus-Richel en zaten daar prinsheer lijk. En wat deed men dan? Praten, lange pij pen roken, worst eten en liedjes zingen. Be kende liedjes, maar ook wel met zelfbedachte tekst op oude wijs over buren en gebeurtenis sen. De tijden waren armer, maar wel warmer! G.E. Dros met dank aan Irene Maas 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1999 | | pagina 30