PNINGINP-CAPATE
F
ui.
19
-
GEZONGEN TE J^EXEL
ten* crele^enli-OÜcl van cle
INHULDIGINGSFKKSTKN
in September 1898.
Getoonzet door
SAM. V I.KSSIXO 1'IIZ.
Gedicht van
VV. METS 'IV,.
BLIJDE TIJDING.
Een
Bnnjton Solo.)
Kr galmde door do Nederlanden,
Een ldijde mare rond.
Laat Neerland thans uw loflied hoorcn.
Een koningsdochter is geboren,
Schalt overal uw blijdschap uit.
VI.
Pe j<RON I NG.
Tenor Solo.)
l)o schoono maagd tolt achttien jaren.
Do lang verbeide stond brak aan,
Dat Zo aan liet hoofd dos Staats mag staan,
Eu wij ons om haar scharen.
Heil! Noerland's jonge Koningin!
lloil, Wilhelmina van Nassauwc!
1' zweert heel 't volk van harte trouwe;
D dient het niet verheugden zin.
IV.
JSegroeting.
Kinderkoor.)
U, Koningskind, begroeten wij
Met onze zoetste zangen;
Met jubel wordt ge aan allo zij
Door Neerlands volk ontvangen.
Gegroet, gij jongste Oranjeloot!
Uw voorgeslacht, zoo fier en groot,
Had voor dit land steeds alles veil.
Heil, Koningsdochter, heil!
VII.
jP e d e. (Koor.)
Spaar (iod de Koninginne;
Sta met Uw kracht haar bij.
Opdat Ze een volksvriendinne,
Haar volk ten zegen zij!
0
)ok 't kroost van Texels stranden,
Wendt tot U hart en oog,
Vouwt biddend saam de handen;
Smeekt zegen van omhoog.
VIII.
(k'BELKLANKEN.
Koor.)
Er ruischen lofgezangen;
Door 't gansche Vaderland;
Er ruischen blijde accoorden,
Door de echo's voortgeplant.
E11 al die jubelzangen.
Vol feestelijkcn zin,
Vermelden één verlangen:
„God spaar de Koningin!"
W. M. Ti.