5
gen genomen en hij zond haar naar Texel in
een onbeslotene gevangenis.
Dan vermeldt Allan twee mogelijkheden:
- alwaar zij, nog geen 18 jaar oud, na een
jaar in 1204 overleed. Haar lijk werd naar
Middelburg gebracht;
- omdat de gevangenschap voor Ada on
dragelijk was, zond de genoemde Willem
haar naar Engeland.
Nee, zegt Van der Vlis. Ada kan hier hoege
naamd niet geweest zijn. Al in januari 1204
schreef haar moeder, Aleid, een brief aan
Jan Zonder Land in Engeland, waarin Aleid
om vrijlating van haar dochter vroeg. In aan
merking nemende, dat men vroeger langdu
rig moest wachten op een gunstige wind om
vanaf de Texelse Reede zee te kunnen kie
zen, lijkt het inlassen van een Texelse perio
de te kort.
In de encyclopedie van Winkler Prins werd
opgenomen dat Ada van 1203 tot 1207 in
Engeland verbleef en daarna te Loon, het
tegenwoordige Borgloon, bij haar gemaal,
Lodewijk graaf van Loon, woonde. Montelius
vermeldt dat hij in 1218 is overleden en kort
na 1226 is Ada kinderloos gestorven. Beiden
zouden in de -door zijn vader gestichte- Abdij
van Herckenrode nabij Hasselt zijn begraven.
Van onderaardse verbindingsgangen vanuit
het Agnietenklooster naar de kerk of naar de
kelder onder het oude schoutshuis -thans
hotel De Lindeboom- zijn nooit sporen ge
vonden. Ada van Holland en de mythes over
haar zijn tot heden op Texel blijven leven. In
1910 kocht de NV Teso de oude radarboot
de 'Ada van Holland', die tot 1923 ais reser
veboot in dienst bleef. Den Burg kreeg een
Ada van Hollandstraat en op de woensdagen
bij folklore-evenementen wandelt Ada door
het centrum.
In het boek Texelse Geslachten II, Dijt en Dijt
1973, is op bladzijde 96 een foto uit 1926
van de regenten in de bestuurskamer van
het weeshuis opgenomen (zie kolom hier
naast - foto in bezit van de familie Dros).
v.l.n.r. Michiel Cornelisz Kuip (1872-1943); Arie Albertsz
Dros (1861-1949); Gerrit Dirk Gerritsz Kikkert (1862-
1939), naar Ede vertrokken in 1928; Jacob Gerritsz Kooi
man (1870-1937); Cornelis Hermansz Keijser (1887-
1983) en A. Broekman, deze gemeenteontvanger werd
in oktober 1925 door de Gemeenteraad als boekhouder
van het Weeshuis benoemd.
Het weeshuis had ook regentessen, o.a.
Heintje Kooiman-Kuijper, opgevolgd door
Gerbregdina Hendrika Petronella Dijt-Brans
(1874-1957). De dames hielden zich bezig
met huishoudelijke zaken, zoals kleding voor
de wezen. Tot 1795 was de kleding voor de
kinderen groen en zwart, de Texelse kleuren.
De winter 1939/40 was streng, met veel
sneeuwduinen op de wegen, die werden o-
pengespit met hulp van de Nederlandse sol
daten. Zij waren tijdens de mobilisatie op
Texel gekomen. In de regentenkamer, die
alleen voor de vergaderingen werd gebruikt,
werd doorgaans niet gestookt. Er stond een
kachel, die een gewone lange kachelpijp
had. De oude schouw is op de foto van 1925
al niet meer te zien.
Op 8 januari 1939 was het bestuur bijeen
geweest en was besloten aan de PTT te
schrijven: Dat wanneer het Weeshuis kon
worden gesloopt en hiervoor toestemming
van Hogerhand werd verkregen, men met de
PTT om de tafel wilde. (Archief weeshuis.)
Vermoedelijk zou men op maandagavond de
29ste januari weer bijeenkomen om het ant
woord van de PTT te bespreken. De kachel
werd flink opgestookt en daardoor raakte de
kachelpijp roodgloeiend en ontstond brand
tussen het plafond. Eén van de bewoners
van het weeshuis, mevr. A. Huizinga-van
Dijk, herinnert zich ook dat op een van de