Deze kaart, schaal 1:5000, circa 100 bij 50
cm, omvat de hele Sluftervallei en omgeving
en is getekend met potlood, zwarte en rode
inkt. Hij is ondertekend door L. Koot, "opzig-
ter van den Waterstaat", dd 13 July 1888,
herzien 19 Juni 1889. Op de kaart staan
ook objecten uit 1890 ingetekend. De ge
schiedenis van de cruciale beginperiode van
Texels beroemdste natuurgebied is op deze
kaart goed af te lezen.
In 1854 is de Zanddijk nog de enige noord
westelijke zeewering van de Eijerlandse pol
der, zoals op de bekende kaart van W.J.
Kikkert (bewerkt als "wrakkenkaart") te zien
is. Op de strandvlakte staan de Kleine en de
Groote Slufter afgebeeld als zeegeulen, en
ten zuidwesten van de Kleine Slufter staan
losse duinen afgebeeld, de "Slufterbollen".
In 1855 is men begonnen met de aanleg
van een lange stuifdam tussen de Slufter-
bollen en de Eijerlandse duinen. Op de
kaart van L. Koot staat vermeld, dat de stuif-
dijk al heel snel op verschillende plaatsen
doorbrak, onder meer bij paal 25 en bij paal
27, de Kleine en de Groote Slufter (Harting,
1980). Verder is aangegeven dat deze dijk
door zandaanvoer en kunstmatige duinvor
ming "sedert verzwaard" is. Vermoedelijk is
pas na de aanleg van deze stuifdijk de kwel
derachtige begroeiing op de voormalige
strandvlakte begonnen. Voor die tijd was het
milieu er te onrustig. Holkema, 1870 ver
meldt van de "vlakten van de Slufters" (waar
ook de Muy toe behoort) in 1857 allerlei
planten van jonge duinvalleien, maar van de
typische tegenwoordige Slufterplanten alleen
zeekraal, schorrezoutgras en melkkruid.
Soorten als lamsoor, zeealsem, engels gras
en schorrekruid vermeldt hij niet van het
gebied. De begroeiing kwam langzaam op
gang. Westhoff en van Oosten, 1991 ver
melden dat de Sluftervlakte "een vijftig jaar
geleden" (dus rond 1940) nog slechts weinig
begroeid was.
In 1881 is de reddingboot, die in de Eier-
landse duinen lag, ongeveer 1,5 km landin
waarts ten opzichte van paal 28, verplaatst
naar een plek vlak achter de nieuwe zee-
reep. Immers, door de aanleg van de nieu
we zanddijk kon die boot niet meer via de
Groote Slufter het zeegat kiezen.
Het dijkje van Plevier, tussen de Muy en de
Slufter, is volgens L. Koot aangelegd tussen
1874 en 1882. Pas in 1884 groef men ook
de afwateringssloot van de Muy, die onder
dit dijkje loopt. De sloot aan de Slufterzijde
is in 1884, 1885 en 1886 steeds opnieuw
"opengegraven, en bezood door het Do-
meinbestuur" en weer "digtgezand". Het wa
ter zal via een eigen, bochtige weg naar zee
zijn gegaan, zoals nu nog steeds het geval
is. Uit het verloop van de sloot valt op te
maken, dat men wat betreft de afwatering in
Noordzeerichting dacht.
In augustus 1886 is de Groote Slufter (bij
paal 27) afgedamd, en de dam verzwaard
"door rietschutting en beplanting". Deson
danks zijn er al in september drie doorbra
ken van de Groote Slufter geweest, die in
1887 weer zijn gedicht. Volgens Dijksen,
1996 stamt de derde stuifdijk uit 1888, vlak
tegen en parallel aan de tweede van 1855.
L. Koot heeft deze dijk niet ingetekend.
In mei 1889 heeft het water, dat normaal via
de Groote Slufter zee koos, een andere weg
gevonden, namelijk via het zuiden, samen
met de Kleine Slufter. Sindsdien is er nog
maar één Slufter. Het is waarschijnlijk, dat
zich in de jaren daarvoor een behoorlijke
massa water had verzameld in de noord
oostelijke helft van de vallei. Waar moest
het anders naar toe? Het is moeilijk na te
gaan wat de uiteindelijke doorbraak heeft
veroorzaakt: dat opgehoopte water of de
zee van de andere kant. Deze historische
doorbraak is met vermelde datering op de
kaart ingetekend op een plek tussen twee
niet meer bestaande duinen in het midden
van de vallei, ter hoogte van paal 25.3.
In 1890 heeft men een dijkje gemaakt, met
behulp van paarden en molborden, tussen
de Zanddijk en het duin, dat nu bekend
staat als "Bol van Dordt", vlak ten noord
oosten van de huidige Sluftertrap.