Inleiding in het Oudfries
Oud Fries: ik hav by tham et hove wést
Ned: ik ben bij 't hof geweest
Tessels: ik hèèw bee't hof weest
Oud Fries: tha that dén was
Ned: toen dat gedaan was
Tessels: doe dot deen wos
Oud Fries: pada and to pade
Ned: paden en toepaden
Tessels: pöödde en toepöödjes
Oud Fries: tha Wodin kroned was
Ned: toen Wodin was gekroond
Tessels: doe Wodin króónd wos
Oud Fries: thet heth Fasta sêid
Ned: dit heeft Fasta gezegd
Tessels: dut het Fasta seid
Oud Fries: wrang as êk
Ned: wrang als azijn
Tessels: suur os eek
Oud Fries: by min tat sinre skriftum hav ik énen
brèf funden, skrevin...
Ned: bij mijn vader's schriften heb ik een
brief gevonden, geschreven...
Tessels: bee mien taat sien skrifte hèèw ik
een brief fonde, skreve...
Nog enkele woorden: Balg in het Oudfries
betekent buik. Hier herkennen we een deel
van Balgzand in. Bargen zijn manden of
tonnen en verder kryl of zoals wij zeggen
kriel betekent kreupel of klein, dus het Kry-
lerbos was een bos van kreupelhout en is
het Bargen zoals wij de buurtschap bij De
Waal
kennen?
Gelein Jansen
Gegevens ontleend aan: Thet Oera Linda Bok
1876 (Dr. J.G. Ottema), Het boekje Naar aanlei
ding van Thet Oera Linda Bok 1874 (J. de Lan
ge) van de Leidse universiteit waarin op de bin
nenflap staat: geschenk van dr. Eelco Verwijs
It ramt fan it Oera Linda Boek, een artikel in It
Baeken (1997) door prof. Ph.H. Breuker, de brie
ven van C. over de Linden (1871) overgenomen
in typewerk door Mr. N. Luitse (1991). Met dank
aan R. Groeneveld-Visser, J.Th. Bremer, prof.
Ph. H. Breuker, Goffe Jensma, L. Deugd.
Oudste geschiedenis van Friesland en de
rechtsteksten
De Friezen worden vanaf het jaar 12 voor
Christus regelmatig in de geschiedenisbron
nen genoemd. In de Romeinse tijd woonden
zij tussen de Rijnmondingen en de Eems.
Het Friese gebied besloeg dus niet alleen
het noorden van Nederland maar ook een
groot gedeelte van Duitsland. Na het einde
van de Romeinse overheersing wisten de
Friesen hun gebied uit te breiden in zowel
het westen als het noordoosten tot aan de
kusten. In de 8e eeuw werd Friesland ge
kerstend en onderworpen aan het Franki
sche Rijk na de dood van koning Radboud
in 719.
In de tijd voor de frankisering kenden de
Friezen nog geen centraal georganiseerde
staat. Er was een koning, maar zijn macht
was beperkt. Het Friese gebied was te groot
om door één persoon te worden bestuurd,
en bovendien door veel wateren opgesplitst
in verschillende gebieden. Het is niet be
kend of deze deelgebieden misschien ieder
hun eigen koning hadden. In ieder geval
was er een grote regionale zelfstandigheid.
Het was vooral de rechtsordening die de
Friezen samenhield. In 802 werd het
Friese recht officieel vastgelegd door Karei
de Grote in de Lex Frisionum. Hieruit blijkt
dat de Franken de Friezen als één rechts
gemeenschap zagen. Deze gemeenschap
werd opgedeeld in drie deelgebieden: een
centraal gebied tussen Flie en Lauwers; da
arnaast het gebied tussen Lauwers en We-
ser; en het gebied tussen Flie en Sinefal.
Later verviel de Friese rechtseenheid. In ha
ndschriften die sinds het einde van de 13e
eeuw tot het einde der Middeleeuwen in
verschillende delen van Friesland tussen
Weser en Flie geschreven werden zijn veel
rechtsteksten overgeleverd. Het zijn met
name rechtsteksten geweest die ons nu nog
kennis laten nemen van het oudste Fries.
De meesten hadden waarschijnlijk een regi
onaal begrensd geldingsbereik. Maar in de