"Wie man in dem Texel tut" 8 De architect W.L.J. Boogaard ontwierp een nieuw weeshuis aan de Zes 2. De aannemer Cornelis Jacobsz. Keijzer (1895-1971) lever de in oktober 1958 het gebouw op. De heer Sytze van Heeringen (1900-1981) en zijn vrouw Clasina Rijneveld (1900-1972) was het laatste ouderpaar van het weeshuis, dat in 1970, toen geen wezen meer werden opgenomen, werd opgeheven. Het gebouw werd voor andere gemeentelijke doelen ge bruikt en tot 1997 gezinsvervangend tehuis 'Texelse Reede'. Het verdere zoeken naar de schilderijen Mevrouw Nely Pranger-Smit vertelde in 1997 dat zij vanaf 1958 tot haar huwelijk in 1965 in het weeshuis aan De Zes had gewoond en op de zolder daar schilderijen, afkomstig uit het oude weeshuis, had gezien. Waarschijn lijk dus de onbeschadigd gebleven schilderij en. De laatste voorzitter van het Algemeen Weeshuis, de heer Gerard Pietersz Bakker (1908-) had nimmer iets over schilderijen ver nomen. Vanaf 1970 tot 1973 is het gebouw aan De Zes o.a. gebruikt als kantoor voor gemeentelijke instellingen. In 1973 werd -na een verbouwing- dhr. G. Haikens als direc teur van Texelse Reede benoemd en hij werd opgevolgd door dhr. G. Kooiman. Beide heren verklaarden niets over de schilderijen te weten. De heer Bas Huisman heeft vanaf 1977 in het gebouw gewerkt en is 'in alle hoeken en gaten' geweest, maar heeft nim mer een schilderij aangetroffen. De Hist. Ver eniging Texel zou graag van de lezers willen vernemen of zij iets van deze schilderijen weten. Hoewel de kunstwaarde misschien gering is, zijn de schilderijen van cultuur-his torisch belang voor Texel. De nog op te lossen vragen zijn: Welke schilderijen hebben de branden van januari en februari 1940 overleefd? Zijn de beschadigde schilderijen naar Amsterdam gebracht? Zo ja, wie heeft ze daar in bezit gehad voor restauratie en zijn ze naar Texel teruggekeerd? Wie weet waar de onbescha digde schilderijen van de zolder aan De Zes zijn gebleven? Dank aan allen die mij behulpzaam zijn geweest. J.C. van der Pijl JOHAN SEBASTIAN BACH EN TEXEL Een late warme zomeravond in 1995. Voor het slapen gaan nog even zappen langs de televisiekanalen en als muziekliefhebber stop ik natuurlijk bij zojuist aangekondigde muziek van Johann Sebastian Bach, gespeeld en gezongen door enkele solisten onder leiding van Ton Koopman. Het gaat om de uitvoe ring van het zgn. Quodlibet BWV 524, een tamelijk onbekend werkje, dat door Bach werd geschreven ter gelegenheid van een huwelijk. Je zou het een bruiloftscantate kun nen noemen, maar dat is eigenlijk al te veel gezegd. De muziek is prachtig, maar de tekst is een kolderieke potpourri van anekdotes, citaten en rijmgrapjes. Een soort muzikanten gezelschapsspelletje: kunstig, maar de woor den gaan grotendeels langs je heen. Heel aangenaam, zo voor het slapen gaan. Totdat: "...Brauche weder Mast noch Segel, Wie man in dem Texel tut en plotseling zit je rechtop. Johann Sebastian Bach, die een tekst gebruikt waar Texel in voorkomt, dat is toch wel even heel opmerkelijk! Maar de vier zangers zingen door over de paardenknecht van Salomo, een wastobbe, een kleermaker, een baktrog (...wenn man statt des Orlochs- schiff den Backtrog will gebrauchen...), zons verduistering, een oude vrouw uit Brabant en tot slot de aankondiging van een mooie fuga. En dan is het af. Het valt achteraf nog niet eens mee om de muziek en de tekst van het stuk te pakken te krijgen. Het blijkt dat het Hochzeits-quodlibet, bekend onder de titel 'Was sind das für gros se Schlösser' (de eerste zin van de tekst) door Bach is gemaakt in 1707, toen hij orga nist was in Mühlhausen, kort voor zijn benoe ming als hofmusicus in Weimar en ter gele genheid van het huwelijk van ene J.F. Fuchs met Salome Romer. Wie dat zijn geweest en in welke relatie het bruidspaar stond tot Jo hann Sebastian Bach is niet bekend. Het ma nuscript is gedeeltelijk verloren gegaan; voor- en achterblad ontbreken. Daarom be-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1998 | | pagina 10