Tessels Prate 20 Op de laatste pagina van ons blad krijgt u deze keer weer een flinke portie humor: een paar anekdotes en wat markante uitspraken. De dialectgroep verzamelde ze en enkele kwamen binnen via mijn brievenbus. Veel plezier Lang geleden, toen Texel nog geen tand- arts(en) had, was er in Eierland een boeren knecht Barhorst die bedreven was in het kiezen- trekken. Een boer met kiespijn zette zich op een stoel voor Barhorst neer, de mond wijd open. Barhorst, met de tang in de aanslag, zei: 'Hou je maar an de triême vast.' (Triême sporten van de stoel.) Na veel gewurm en getrek lukte het: de kies was eruit. Barhorst: 'Ik heb de kiês!' Boer: 'En ik heb de triême!' Van Jim Schagen uit Oudeschild zijn veel anekdotes en uitspraken bekend. Hier zijn er een paar. Jim over zijn moeder: 'Oótje is zö bang fan honde, as ze d'r iên in de Pannerama siet staan slaat z'em gauw dicht.' Op een keer had Jim een weekend-arts nodig, met wie hij weinig op had. 'Die gediplemeerde asperientjesferkóper moet ik niet an me lief hèèwwe!' Jim goot eens de aardappelen af boven het putje op de 'plaas'. De deksel schoot van de pan en de 'irrepels' belandden in het putje. Riep Jim naar zijn moeder: 'Moeder! Hei-je al bid? Dan kei-je mettiên wel danke ok!' Eveneens uit Oudeschild komt de volgende anekdote. De bisschop bezocht Texel om het Vormsel toe te dienen aan de kinderen. Hij droeg een grote zwarte hoed met brede rand. Het was een feestelijke drukte op de haven. 'Héél Skil was uutlópe'. Op een gegeven moment nam de bis schop zijn hoed af, waarbij zijn daaronder gedra gen paarse kalotje zichtbaar werd. Zegt een Ou- weskilder: 'Hee mag welders een nuwwe hoêd, de foering bluuft op sien hóófd zitte'. Nog meer uit Oudeschild. Bakker Johan Dros sr. kwam eens in 't postkantoortje waar de post beambte hem knorrig toevoegde: 'Wat moet je?' Dat schoot Dros in 't verkeerde keelgat en kwaad reageerde hij: 'Wat ik moet?? Ik moet niks, maar jee moet mee een poszegel fan een cent geve!' Maarten van Heerwaarden in de Kogerstraat kreeg eens een Jehova-getuige aan de deur, die zei: 'Ik kom u het geloof brengen'. 'Goed', zei Maarten, 'zet deer maar neer.' De oude Klaas Vos uit Oosterend moest gaan stemmen. Onderweg naar het stembureau, juist voor de manufakturenwinkel van Paulus Kuyper, was hij vergeten waarop hij wilde stemmen. Hij stapte de winkel binnen en zei: 'Paulus, fertel-ers, weer moet ik op stemme?' 'Nou Vos', zei Kuyper, 'stem maar op Tilanus, de man fan de onderbroe ken.' (Tilanus was de voorman van de CHU-partij en het was tevens een ondergoedmerk.) Willem Boon uit De Cocksdorp had zelfkennis. Hij zei: 'Ik ben een beetje wantrouwig, ik heb het fan Moeder, en ze had mééstal gliek.' Er ging een stel trouwen en bij 't verlaten van het raadhuis zei iemand met een wel heel cyni sche kijk op het huwelijk: 'Nou denkt-ie, ik sow 'r wel op kenne ete, maar later denkt-ie, had ik het maar deen.' Dit werd (wordt?) gezegd van iemand die niet bepaald de schoonheidsprijs verdient: 'Die is zö lillek, je ken d'r wel een grim op kloppe.' 'As die naar de kachel kiekt gaat-ie uut.' 'As die rond loopt bluuft er gien feugel op t land.' Hoeveel Wittes zouden er op Texel wonen? In het Texels telefoonboekje beslaan ze vijf bladzij den! Iemand zei: 'Wittes, je kent ze fergeve, maar ze benne net kwéék, lans de kante komme ze weer op.' Tot besluit een oud plaagdeuntje voor kleine jokkebrokken: 'Liêgebel komt in de hel bee de dooie skéépe, deer moet je fannacht bee sléépe.' Misschien toch maar gelukkig dat dit in onbruik is geraakt G.E. Dros

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1998 | | pagina 22