27 Hij wist 't Kleine Jan, van Beers, de dorpssmid, Was de slimste van de klas. Ja, het kon zo raar niet wezen, Of het rekenen was of lezen, Dat hij niet de eerste was. Zaterdags hield meester Prikkel 't Laatste uur steeds onbezet, Om dan de diverse dingen Die de jeugd het meest aangingen Uit te leggen. Wat een pret. 't Onderwerp van deze morgen Was met zorgen voorbereid, Want de meisjes en de jongens Moesten goed worden doordrongen Van de eisch der zind'lijkheid. 'Kijk eens Jantje,' sprak de meester Tot het zoontje van smid Beers, 'Als jouw vader, die nu smid is, Thuisgekomen zwart als git is, Wat doet hij dan wel het eerst?' En de jongen, glad als immer, Had het antwoord daad'lijk klaar. 'Meester', sprak-ie, en kwam nader, "t Allereerste grijpt m'n vader Altijd naar de Tesselaar!' PS. Een nieuw kwartaal, een nieuw geluid Dus abonneert U, stel niet uit! Het weerzien op Texel Hij kwam na jaren scheiding plots Te middernacht opdagen, Zodat zij met de beste wil Elkander nog niet zagen. Toen 'krets', hij liet een lucifer De duisternis verlichten; En daardoor onderscheidden zij O, vreugde, hun gezichten. Toen heeft hij haar en zij heeft hem Nog zolang aangekeken, Dat zij een doos vol lucifers Finaal hebben verstreken. (1 945, historisch) Sneeuwmorgen Uit onbegrensde hemelsferen is zachte sneeuw terneergedaald, die, nu de schaduwen zich keren, uit duizenden kristallen straalt. Schoon ligt bij 't trage dagontwaken, in roerloze verlatenheid, op aarde nu het smetloos laken tot aan de einder uitgespreid. De linde, als een blanke luchter, staat blinkend in de stille schijn. Een dromend haagje heeft zich schuchter gehuld in vacht van hermelijn. Uit schemerige wolkportalen treedt dichter toe de nieuwe dag. Van verre aan klinkt de metalen weergalming van een torenslag. Naar veilige haven Wat is het toch, dat ik U niet kan missen? Al dwaal ik nog zo ver bij U vandaan, al dool ik ook door duizend duisternissen, toch koers ik steeds weer op uw kustlicht aan. De naald van 's harts kompas blijft onveranderd streven naar 't enig eeuwig punt, dat in de wereld staat, Totdat ik, vroeg of laat, de zeilen moet gaan reven, als mijn geteisterd schip Uw haven binnengaat.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1997 | | pagina 29