24 Hij toonde zich aan hem als zanger, componist, jurist en kunstenaar, veldheer in schalkse twist. Door rijke gaven schonk hij ons wel duizend of meer vel zodat nu elk' godin, op haar vereerder fel, zijn portret plaatsen wil naast Hooft en Vondel wel. Huydecoper wilde in de gravure op de ach tergrond Texel laten afbeelden, maar de kun stenaars keurden dit idee af. Het Latijnse on derschrift werd door zijn literaire vriend Jacob Michielsz. Elias gemaakt. In 1740 was Balthasar, die ingezetene of 'poorter' van Amsterdam was gebleven, be noemd tot schepen van de stad. Het was van betekenis om daarna als oud-schepen zich te onderscheiden van de gewone burgers. Zijn oudere broer, Adriaan (5.04) overleed in 1740. Met zijn zwager Nicolaas Witsen (5.02) en een neef werd Balthasar voogd over de drie kinderen Sijtje (6.01), Atje (6.02) en Jan tje (6.03). Over die voogdij werd veel gecor respondeerd, vooral als Jantje uitspattingen maakte. Balthasar vond dat Jantje maar sol daat moest worden en die was korte tijd dra gonder. De baljuw ging zich verdiepen in de familie historie. Bij het lezen van het testament uit 1703 van zijn moeder bleek hem dat daarin een postume wraak zat. Zij wilde niet begra ven worden in het graf van haar man in de Oude Kerk, maar in een ander graf in die kerk. Haar man moest daarin herbegraven worden. De titel van Heer van Maarssenveen opende vele deuren en maakte mooie functies moge lijk. Die titel moest naar zijn familietak. Toen in 1661 Joan Huydecoper sr. overleed, wilde die dat de heerlijkheid steeds als erfdeel naar de oudste zoon ging. In 1704 was het een probleem omdat de oudste zoon (4.01) was overleden. De vraag of diens zoon Joan (5.03) of Josef (4.05) Heer van Maarssen veen zou worden, werd opgelost ten gunste van Josef. |n 1744, toen zijn neef Jan Elias Huydecoper (4.06) was overleden, maakte Balthasar als voogd voor zijn neef Jantje een proces aan hangig bij het Hof van Holland. Hij bestreed dat Jan Jansz. (5.08) de heerlijkheid en de titel toekwam en stelde dat zijn pupil (6.03) daarop recht had. In 1751 werd hij door het Hof in het gelijk gesteld. De tegenpartij over woog om verder te procederen, mede omdat het een publiek schandaal geworden was. Balthasar had in verdere procedure bij de Hoge Raad weinig zin, ook al omdat Jantje in 1754 meerderjarig zou worden. In 1752 over leed Jan Jansz. Huydecoper. In 1753 kwam het tot een vergelijk met de erfgenamen en ging Balthasar met een schadeloosstelling van 38.000,- akkoord en werd de 18-jarige Jan Elias Jansz. Huydecoper Heer van Maar ssenveen. Hoe de baljuw het bedrag verdeel de werd niet duidelijk. Hij was tot 1758 nog actief op Texel en daar na meestal in Amsterdam bij zijn ongehuwde zuster Constantia, die op de Keizersgracht woonde. De Texelse bestuurders beklaagden zich dat hij zo lang afwezig was. Het duurde tot 1769 en in dat jaar werd Balthasar for meel wegens gezondheidsredenen ontslag verleend. Hij kon zich zonder Texel in de stad vermaken. In 1768 kreeg hij uit de erfe nis van zijn vroegere pupil, Jan Pieter Theo- door Huydecoper, het huis Coymans aan de Keizersgracht. Gedurende tien jaren kon hij van de huur genieten. In 1778 overleed Bal thasar Huydcoper en werd in de Nieuwe Kerk aan de Dam begraven en had toen goed gezelschap van Joost van den Vondel, die daar al in 1679 was bijgezet. Cor Reij Voetnoot: In het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt zich een schilderij, dat Govert Flinck in 1648 vervaardigde van het Schuttersfeest bij het sluiten van de Vrede van Munster. De Tachtigjarige Oorlog was ten einde en de Republiek der Nederlanden werd onafhanke lijk. Op dat schilderij komen uit het gebouw dat aan de linkerzijde is afgebeeld de schut ters van de Voetboogdoelen. Te midden van hen, de kapitein Joan Jansz. Huydecoper (1599-1661). Vreugdeschoten worden gelost en feestvuren branden. Op de achtergrond staat het huis van Joan Huyde coper. Op een afgebeeld papier staat een gedicht

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1997 | | pagina 26