interesse hebben in het reilen en zeilen in onze overzeese gebiedsdelen. Het geeft een goed beeld van de manier waarop de be stuurders elkaar en hun familieleden toen de bal toespeelden. Zijn uitwerking van het be grip 'vriendschap' is goed getroffen De lite raire vrienden en vrienden uit genegenheid, waarbij het eigenbelang beperkt blijft tot het veraangenamen van het leven, stelt hij te genover de vriendenrelaties die met hun in vloed elkaar diensten verlenen. ces toen zijn stukken werden opgevoerd, in 1723 ging hij een vriend uitzwaaien, die naar de Goudkust vertrok. De reis naar Texel was voor hem en twee anderen het eindpunt en nadat het schip was uitgevaren, voeren zij bij slecht weer via Medemblik terug naar Am sterdam. Die reis werd in rijmen verwerkt en was verre van aangenaam geweest. Of hij zijn neef, de schout Hendrik Reael (4.02) op het eiland heeft opgezocht is niet bekend, en zelfs onwaarschijnlijk. Balthasar had zijn zinnen gezet op een be trekking als resident aan het Hof van Brussel, maar daar dachten zijn voogden anders over. Hij werd een van de regenten van het Wees huis. Dit weeshuis was ook eigenaar van de Stadsschouwburg, die aan de Keizersgracht op nummer 384 stond. Ook daarvan werd hij regent. Het zal hem gespeten hebben dat hij 'om de brode' die functie in 1732 moest af staan aan zijn neef, Joan Hendrik Willemsz. Kerckrink (1714-) (5.02). Latijnse school aan het Singel te Amsterdam. Tot 1666 had de school aan de Gravenstraat bij de Nieuwe Kerk gestaan. Bij de nieuwbouw aan het Singel werd het poortje herplaatst. Het heeft als opschrift: 'Discipia vlta scipio' (Ieertucht is de staf ten leven). DE TEXELSE BALJUW Balthasar Johannesz. Huydecoper (1695- 1778), die in zijn familie als (5.05) genoemd is, verloor zijn vader in 1703, zijn moeder in 1707 en zijn oudste broer in 1709. Zijn jeugd werd hierdoor moeilijk en zijn voogden, waar onder de invloedrijke Jan Elias Huydecoper (4.06) bepaalden wat met het niet-omvangrij- ke vermogen van hem, van zijn broers en zusters gebeurde. Zijn moeder had hem al naar de Latijnse school gestuurd en daar had hij zich in 1705 al onderscheiden. Evenals zijn vader hield hij van poëzie. In het Latijn dichtte hij en componeerde hij liederen. In Utrecht ging hij in 1714 verder studeren. Hij correspondeerde met vrienden in het Frans. Zijn verzoek om een buitenlandse reis te mo gen maken, werd in 1717 door de voogden afgewezen omdat zijn inkomen te gering was en het kapitaal niet mocht worden aange sproken. Hij probeerde zijn carrière te maken als toneelschrijver. Daarbij had hij enig suc- Stadsschouwburg. Sinds 1622 werden op Keizersgracht 384, tussen de Beren- en de Runstraat in een houten gebouw voorstellingen gegeven. In 1638 kwam daar, naar een Italiaans model, een nieuwe schouwburg ge reed. De opening werd gevierd en Vondels Gijsbrecht werd toen opgevoerd. Tijdens een voorstelling in 1772 verbrandde de schouwburg. Deze werd daarna aan het Leidseplein herbouwd. Achter het toegangspoortje dat behouden was gebleven, werd een R.C. Armenkantoor gebouwd. De tekst boven het poortje van Vondel luidde: De Weereld is een Speel-Toneel. Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1997 | | pagina 24