HUYDECOPER Over de Texelse baljuw, Balthasar Jo- hannesz. Huydecoper (1695-1778) is al veel gepubliceerd. Het Huydecoper-ar- chief lijkt een onuitputtelijke bron, die nu weer veel heeft bijgedragen aan het nieuwe boek van Luuc Kooijmans (1956-). Deze historicus schreef dit jaar een standaardwerk met als titel 'Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en acht tiende eeuw'. Daarin is een schat aan informatie over families, waaronder Huydecoper. Het nu volgende artikel is daarop gebaseerd en werd aangevuld met enige andere gegevens. De stamvader, Jan Jacobsz BAL (ca. 1560- 1624) was een protestant, die tijdens het be wind van Alva in ballingschap in het buiten land verbleef. Hij vestigde zich in 1578 in Amsterdam, werd stadsbestuurder en noem de zich Huydecoper. Met de handel in huiden en de leerlooierij verdiende hij een fortuin. Jan Huydecoper was een van de Amster damse kooplieden, die een consortium vorm de en de Compagnie van Verre werd opge richt. Onder druk van de regering ontstond in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compag t:> -n U' t t nie en daarin ging de Compagnie van Verre op. Van de acht Kamers was die van Am sterdam de machtigste. In 1608 kocht Jan Huydecoper aan de Vecht bij Maarssenveen een hofstede 'De Goude Hoeff'. Dat gebied speelde in de familie later een zeer belangrij ke rol. Zijn zoon Joan Jansz. Huydecoper (1599- 1661) trouwde met Elisabeth Jansdr. Bis schop. Jan Bal was met haar vader in bal lingschap geweest. Elisabeth overleed in 1622. Joan hertrouwde in 1624 met Maria Balthasardr. Coymans (1602-1647). Haar vader Balthasar (1555-1634) was uit Antwer pen gekomen. Haar broers waren in Amster dam bankiers. Deze gebroeders lieten in 1631 door Jacob van Campen het huis He rengracht 177 bouwen. Later werd dat ge bouw een HBS. Joan Huydecoper werd in 1629 benoemd als schepen van Amsterdam en zat vele jaren in de vroedschap. Met 36 personen bestuurden zij de stad. Voor 1640 liet hij aan de Vecht bij Maars senveen de eerste buitenplaats bouwen. Die kreeg de naam 'Goudesteijn'. Joan werd toen ook 'Heer van Maerseveen'. Ook andere heerlijkheden van hem werden genoemd, zoals Tarnen, Blokland en Neerdijk. In 1640 logeerden op Goudesteijn gedurende een paar dagen de dichters Pieter Cornelisz Hooft (1584-1647) en Caspar Barlaeus, die over de plaats lofdichten schreven. Uart van iVlaarsscveen mrt een reproductie van ccn schilderij van Goudcutcy». ge- aaaJct door Tan van iIcj J -Jr ii-:fcn in 1674 Must um Fitrhir-c). 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1997 | | pagina 20