HET GEBEURDE OP 'T MARSDIEP (11) 7 Gortsteeg zich tussen 'eerbare buurten' be vond. Dat was kennelijk bezwaarlijker dan dat ze gelegenheid verschafte. En dus lijkt het er op dat ook in dit geval de poli tiek alleen maar rea geert na reacties uit de buurt op haar activitei ten. Daardoor werd de buurt minder deftig en daalden de huizen in waarde. Ook een klacht die we tegenwoordig nog al eens horen. Het betekende in elk geval het eind van Ma- rie's verblijf in de Gort- steeg. Ze is vertrokken uit Utrecht en in elk ge val daar tot 1542 niet teruggekomen. Zo lief was haar eigen lijf haar wel. Maar waar ze ge bleven is en wat ze ver der heeft gedaan, wordt waarschijnlijk nooit opge helderd. Gerard van der Kooi (1) Een ouderman is het oudste lid van een gilde; (2) Ze verspeelt dus haar lijf, haar leven als ze te rugkomt. Een potvis op de Hors De 'Oprechte Haerlemse Courant' van 5 juli 1763 vemeldt het aanspoelen van een dode potvis op de Hors in de nacht van 30 juni/1 juli 1763. Het reusachtige beest, 'lang 58 en in den omtrek 28 voet Rijnlands (1 voet 0,314 m) met 'in zijn bek 48 tanden' kreeg veel bekijks. Er was een grote toevloed van nieuwsgieri gen, aangevoerd met meer dan honderd wagens en rijtuigen, alsmede per schip vanaf Den Helder en elders. 1) Terwijl men in de 17e eeuw het aanspoelen van een walvis nog als teken van naderend onheil opvatte -'een walvis op het strand is een teken aan de wand' 2)- was men in de 18e eeuw, door de grotere bekendheid met de consumptieve mogelijkheden als ge volg van de walvisvaart, toch vooral geïnteresseerd in de econo mische voordelen, al bleef men -evenals in onze tijd- gefasci neerd door dergelijke ongemene verschijningen. Want hoe men het ook bekijkt, potvissen horen, evenals andere walvissen, hier niet thuis. Potvissen (cachelots) houden zich bijna uitsluitend op in warmere wateren, tussen 40° noorder- en zuiderbreedte. In de noordelijke Atlantische Oceaan komen ze echter (door de zoge naamde warme Golfstroom) wel tot 50° N.Br. voor en met name oude mannetjes zwerven 's zomers soms tot aan de rand van het poolijs in de poolzeeën. Maar de in 'kudden' levende wijfjes met hun jongen komen zelden zo noordelijk. Vandaar dat op onze kusten vrijwel uitsluitend mannetjes 'stranden', wanneer ze tijdens de herfsttrek, op weg naar zuidelijker wateren in het zuidelijke deel van de Nordzee 'vastlopen'. De voedselomstandigheden in de Noordzee zijn totaal anders dan in de (diepe) oceaan, terwijl ook het navigeren in het ondiepe water met zijn vele zandbanken en grotere getijverschillen de potvissen niet goed af gaat. Waar schijnlijk bestaat het grootste deel van de op onze kust gestrande potvissen uit verdwaalde, solitaire dieren. De wetenschappelijke naam van de tot de tandwalvissen behorende potvis is Physeter macro cephalus. Het Griekse woord physeter is 'spuiter' en macro cephalus betekent in dezelfde taal 'grote kop'. 'Spermaceti' Een mannetje, dat achttien meter lang kan worden en 55 a 57 ton kan wegen, bestaat voor veertig procent uit 'kop' en dankt aan dit overheersende lichaamsdeel (de pot) dan ook zijn naam. Het grootste deel van het inwendige van de kop wordt ingenomen door het 'spermaceti-orgaan', een soort kussen van witte, was achtige substantie, het spermaceti of walschot. Vroeger dacht men dat het zaad (sperma) van deze walvis was, vandaar de naam. Wat het wel is weet men eigenlijk niet precies, maar men veronderstelt dat het orgaan nodig is om op grote diepte te kun nen 'zweven'. Van het walschot werden kaarsen gemaakt, die een bijzonder

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1997 | | pagina 9