OVER-TESSELAARS
Wat deden de Tesselse
studenten in Utrecht??
6
Lubbert in eerste instantie volledig hebben
vrijgesproken van de aanklacht, maar dat de
schout Maerten Adriaensz, azend op zijn
geld, Lubbert telkens weer voor het gerecht
van Texel heeft gedaagd om hem van het
zelfde te beschuldigen; en ook dat de sche
penen, ziende dat de schout hen daarmee
zou blijven kwellen, uiteindelijk van armoe
maar hebben toegegeven aan de schout en
de gedaagde hebben veroordeeld tot 6 en
een halve pond, tegen hun eerder vonnis in.
Ook al gold toen ook al op Texel dat de aan
houder wint, daartoe waren ze niet gerech
tigd geweest, zodat in feite Lubbert reden
had zich te beklagen.
Het Hof is het daarmee eens in zijn uitspraak
van 10 november 1522: zij doen het vonnis
teniet. 'Ende doende dat die van den gerech
te van texel behoerden gedaen te hebben,
Absolveert [ontslaat] den gedaichde vanden
eysch ter eerster instantie up hem gedaen.
Ende condempneert [veroordeelt] den voiscr.
impetrant [aanklager] inden cos-ten van de-
sen processe'. Zodat Maerten Adriaensz het
lid op de neus krijgt.
Het is een schout die nog vele processen
tegen Texelaars zal voeren. Hij wordt daarin
slechts overtroffen door schout Jan van Dorp
waarover later. Lubbert Jacobs heeft nog in
1543 land onder de Waal, al is twijfelachtig
of hij dan nog leeft, aangezien over zijn oud
ste kinderen wordt vermeld dat zij in datzelf
de jaar in diezelfde omgeving land hebben
'aen de Hoeffstede' en dat hun voogd dan
Garbrant Jacobsz is, waarschijnlijk dus hun
oom.
Tot zover; van de schouten van Texel zal ik
in een van de volgende nummers nog eens
een overzicht publiceren in aanvulling op Van
der Vlis. Het bovenvermelde proces zelf is te
vinden in de Civiele Sententies in het Rijksar
chief in Den Haag, invoeringsnummer
3.03.0.01, inventarisnummer 1040.
Gerard van der Kooi
Marie van Tessel
Was Oudeschild in vroeger dagen bekend
om het aantal lichte vrouwen dat er woonde
-zie bijv. de lijst van Huydekoper uit 1742-, in
Utrecht hield een dame onze eer hoog die in
een geschrift in het Rijksarchief aldaar aan
geduid wordt als Marie van Tessel. Ik trof in
de 'Aantekeningen uit het Raads-dagelijksch
boek der stad Utrecht' over de jaren 1519-
1542 over haar de volgende aan.
Volgens de eerste blijkt Marie in Utrecht al
geruime tijd een 'lichte herberge' te drijven.
Niet duidelijk is waarom schepenen nu in
eens willen dat daartegen wordt opgetreden,
maar in 1519 besluiten ze 'dat men Marie
van Tessel sel bevelen dat sy ruyme uuter
Gortstege terstont'. Nu bestaat die niet meer,
want hij is omgedoopt in de nog wel be
staande Haverstraat die loopt tussen de Ou
degracht en de Springweg. Maar ter zake.
Kennelijk lapt Marie dit bevel aan haar laars
jes en doet ook het gezag kennelijk verder
niets. Want vijf jaar later zit ze er nog steeds
en constateren schepenen, in 1524 in een
tweede mededeling 'dat Marie van Tessel
onbehoirlicke herberge gehouden heeft in
eerbaere buerten ende boven verbot van den
rade is bliven sitten'. En ditmaal is het me
nens: 'Soe sleten [besloten] scepenen, rade
ende oudermans (1), dat se uuter stat wesen
ende V mylen daer off bliven sel ewelick
[eeuwig] op hoir lyff' (2).
Een paar zaken zijn opvallend in deze mede
deling. Niet dat ze na een raadsbesluit vijf
jaar ongemoeid bleef. Ook van Texel kennen
we dat nog steeds, dat de raad een besluit
neemt maar dat controle verder achterwege
blijft. Denk maar aan de bouw. Wat dat be
treft is er dus niets nieuws onder de zon en
soms denk ik (met Harry): gelukkig maar.
Maar kennelijk vonden de schepenen het zelf
allemaal ook niet zo erg. Ja, het lijkt erop dat
het gezag alleen maar reageert omdat de