TEXELSE GEDICHTEN EN RIJMEN afl. 3
Frouwtje Hendrica v.d. Vooren -Knijper (1897-1978)
16
Frouwien Kuijper
werd in Oudeschild
geboren als eerste
kind van Gerrit Jan
Kuijper (*1870) en
Jannie Julia Zwanen
burg (*1872). Ze was
een volle nicht van
Annie Dros-Kuijper,
en, van moederszij
de, ook van Souwtje
de Wijn. Ze kwam uit
een familie van schippers en vissers. Toen
ze nog heel jong was, verhuisde het gezin
naar Zaandam.
Haar schooltijd bracht ze door in Amsterdam.
Al heel jong schreef ze gedichten. Na de Mu
lo wilde ze verder studeren, maar, zoals dat
vroeger vaak ging: er was geen geld en ze
zocht een baantje op een kantoor. Ze volgde
avondlessen steno, typen en handelscorres
pondentie; een studie literatuur bleef een uto
pie.
Haar literaire talent liet zich echter niet on
derdrukken. Ze stuurde werk in naar literaire
tijdschriften, haar werk werd opgemerkt en
gewaardeerd. Zo ontwikkelde zich haar talent
in de loop der jaren.
Ze trouwde heel jong -tè jong wellicht- met
Hendrik Maade. Het was geen gelukkig hu
welijk. Na een slepende ziekte stierf haar
man in 1943. Frouwien pakte haar oude be
roep weer op: stenotypiste, tot haar tweede
huwelijk met Johannes v.d. Vooren uit
Utrecht, een in literatuur geïnteresseerde mu
zikale zakenman, die haar stimuleerde. Het
werd een zeer gelukkig huwelijk, maar ook
dit duurde niet lang, ook deze echtgenoot
werd ziek: hij leed aan een vorm van vroege
dementie. Hij stierf in 1954.
Daarna kon Frouwien geen rust meer vinden.
Ze verhuisde keer op keer. Met haar bejaar
de moeder vestigde ze zich op Texel, waar
ze een poos woonde in het 'Toppunt', een
huisje aan de Waterweg op Zuidhaffel. Ze
woonde een poos in Noord-Brabant met een
nieuwe vriend, ook nog in Barsingerhorn en
in Schagen. Na een veelbewogen leven stierf
ze, 81 jaar oud, in het ziekenhuis in Alkmaar.
De poëzie van Frouwien v.d. Vooren-Kuijper
is te kenschetsen als gevoelige lyriek. In dit
artikel zijn twee gedichten uit haar Amster
damse tijd opgenomen, maar de meeste po-
ezie ontstond tijdens en na haar tweede hu
welijk in Utrecht. Er verschenen enkele bun
dels: 'Octoberrozen' (1946), 'De kanten waai
er' (1956). In 1948 won ze een (met Michel
v.d. Plas gedeelde) prijs in een poëziewed
strijd van de stad Amsterdam, met een e-
pisch-lyrisch gedicht 'Schip in nood'. De dich
ter Hendrik de Vries gaf zijn mening over dit
grote gedicht: 'De totaalindruk van dit werkje
is van een innige doorleefdheid en ontroeren
de zuiverhied'. Ze scheef ook kinderverhalen
en -gedichten. Sommige kindergedichtjes
werden op muziek gezet, en gezongen door
bekende kinderkoren, zoals 'de Karekieten'.
Jarenlang verzorgde ze de jeugdpagina van
het Utrechts Nieuwsblad, onder pseudoniem
'Fannie Cremer1.
De twee in dit artikel opgenomen gedichten
zijn dus uit haar vroege periode, toen ze in
Amsterdam woonde.
Het gedicht 'De Stem' uit 1927, roept herin
neringen op aan haar vroege jeugd, aan het
huis met het zijraampje op de hoek van de
Wijde Steeg in Oudeschild, waar haar groot
ouders woonden.
Het tweede gedicht, uit 1933, schreef ze voor
de 90ste verjaardag van haar grootvader Jan
Gerritsz Kuijper.
G.E. Dros
Met dank aan Simon Dros te Oudeschild, en
Imme Dros te Hilversum.