Tessels Prate
Het is al een tijd geleden dat ik in deze ru
briek een aantal sèèggies presenteerde. Ik
heb er deze keer weer wat bij elkaar ge
sprokkeld. Jammer genoeg zijn veel van de
ze zegswijzen in onbruik geraakt, al zullen
oudere Tesselaars ze nog gebruiken, of her
kennen. Ik hoop dat ik de betekenissen
goed weergeef. Zo niet, dan graag commen
taar!
'"t Is weer in biêne zakt": het gaat niet door;
"Jee poept op 't matje": jij verliest het spel;
"Deer moet je je korsies naar wééke": daar
moet je rekening mee houden, je op instel
len;
'"t lêne jaar gien suurkóól, 't are jaar gien
fat": 't is ook altijd wat!;
"Die is an een krul te biende": die heeft een
zwak voor vrouwelijk schoon;
"Een buuk as een boetje": dat heeft een
hoogzwangere vrouw;
"Hei-je niet, dan kei-je niet": als je niets hebt,
begin je niet veel;
"t Is graaies-waard": het is om te huilen,
('graaie' is huilen);
"Je staat altoos op 't ferkeerde end": het
werk is nooit af;
"Hee gooit met geld as de pestoor met wie
rook": hij smijt met geld;
"Je moet je niet zo antiere": opwinden, druk
maken;
"Die is ok maar met een wortel en een réép
grootbrocht": dit wordt gezegd van iemand
die, na een armoedige jeugd, het te hoog in
de bol heeft gekregen.
De volgende twee sèèggies komen uit de
scheepvaart:
"Je moet je eige mast overboord zeile": je
moet je eigen zaakjes opknappen;
"Teuge de wiend in behange": een heel
moeilijk karwei moeten klaren. Het heeft
niets te maken met het behangen van een
kamer, maar het slaat op het 'behangen' van
een schip met de zeilen.
Uit het boerenleven zijn de volgende af
komstig (een 'haam' is een halster):
"Wie veul ken, past in alle hame";
"As je veul ken, moet je in alle hame trekke";
"Da's er iên, die in alle hame past".
De betekenis is duidelijk: als je 'breed-inzet-
baar' bent, moet je vaak voor alles opdraai
en!
"Die is niet an te heine": die is niet binnen
de perken te houden, niet te temmen;
"Een mooi wijf met een kepotte hoed": een
boerderij met een verwaarloosd rieten dak;
"Een medèl as een stopte wolbaai": dat
wordt gezegd van een dikzak met een slecht
figuur;
"Die sitte alle jare op de wage": die verhui
zen ieder jaar. Dit kwam vooral voor bij ar
beidersgezinnen, die vaak jaarlijks van be
trekking veranderden;
"Die heb allan een skouwtje uuthange": dit
wordt gezegd van een meisje dat achter de
jongens aanzit. Bij afgelegen boerderijen
seinde men een boodschap door met het
uithangen van een lap of laken uit het dak
raam (een 'skouwtje uuthange').
Ik besluit met een jammer genoeg toepasse
lijk sèèggie in deze droge zomer:
"'t Land is zö dróóg, je ken d'r een luüs met
een zwiep overhene jage": er groeit niets
meer.
Met de wens dat het binnenkort 'skotspie-
kers en ouwe wijve' zal regenen, besluit ik
dit Tessels praatje. G.E. Dros
20