EEN BARBIER IN DEN BURG
14
Er ligt een eiland om de Noord
Er ligt een eiland om de Noord
waar men van ver de branding hoort
als de noordwester -windkracht acht-
de duinen teistert, dag en nacht,
de golven voortjaagt zonder rust
die grommend breken op de kust
een schuimbaan trekkend langs het strand
van Texel, mijn geboorteland.
Er ligt een eiland om de Noord
waar men de roep der vogels hoort,
wanneer de winter is gevlucht
is heel het eiland vol gerucht
het piept en sjilpt in het jonge gras
gesnater klinkt uit sloot en plas
het tiereliert aan alle kant
op Texel, mijn geboorteland.
Er ligt een eiland om de Noord
waar men soms vreemde stemmen hoort
van gasten, zoekend zee en zon
die het eigen land niet bieden kon
en die, de jacht der stad ontvlucht,
van rust genieten, frisse lucht,
van blonde duinen en het strand
op Texel, mijn geboorteland.
Er ligt een eiland om de Noord
waar men het lied van de arbeid hoort
van nijvere werkers, gul, gastvrij
in dorp, gehucht en boerderij
en waar een zangerig dialect
steeds weer de herinnering wekt
aan het ver verleden en de band
aan Texel, mijn geboorteland.
Er ligt een eiland om de Noord
waarvan de wereld zelden hoort
een stipje op de wereldkaart
een puntje, niet de moeite waard
en op de kaart van het eigen land
niet groter dan een kinderhand.
Ik houd van die stip, die handvol zand,
van Texel, mijn geboorteland.
door Jan van Tessel
pseudoniem van Jan Wuis (1884-1973)
Jan Roeper was een bekende man in Den Burg.
Hij werd 'Jan de Scheer' genoemd en oefende
zijn vak uit in een huis op Hogerstraat 12, waar
nu de meubelzaak van Moerbeek is gevestigd.
Jan, die ook wel met 'de scheerder' werd aange
duid, heeft gewerkt tot 1923, waarna hij in Den
Helder bij zijn zuster ging wonen. Daags voor hij
daar zijn 95ste verjaardag vierde, kwam een ver
slaggever van de Helderse Courant op bezoek en
aan hem vertelde Jan het volgende (enigszins
aangepaste) verhaal:
'Ik ben alleen wat staffig, maar ja, als je van 1840
bent, heb je heel wat met je oren moeten horen.
Weet je wat het gekke is, dat je de dingen van
die ouwe tijd zo bestig onthoudt en van de leste
tied gaat het helemaal niet en laat je geheugen je
in de steek, t Hele leven is eigenlijk een droom,
je bent jong en denkt dat het zo bluuft, maar zo
bluuft het hele gaar niet. Wel ninnit, je bent oud en
af voor je t weet. Ik weet nag heel goed, dat ik
bee meester Brouwers op skool Hep; een beste
man, die bovenmeester, je kon er de stuurmans
kunst ook teren. Och, och, wat een tied was dat.
Toen kregen de boeren 20 stuuvers voor 'n iam-
pie. Ik was toen aan boord op zo'n oud kaduuk
kaagskeepie en deerop brachten we de skepe en
lampies naar Leiden. De ouwe romp was van
Pau/us Duunker en ik was sien knecht. We heb
ben eres een storm had, och man, die skepe en
lampies stonden maar te mè-mè-en en op Ski/
stonden de vrouwlui, de meikes en de manlui bi]
de haven toen we binnendreven, ik dacht, ik moet
niet meer, ik wor barbier, das veiliger.
Heet Tessel is bij me te skere komme en ze zijn
er gezond bij bieve. Teugeswoordig doen ze ai/es
voor de gezondheid en de mense gaan nog gau
wer dood as vroeger. De barbiers skere nou ok
met hiegieene... met een kwassie, wij dee-e het
met de hand en 't gong bestig. Over de pollitiek
spraken we, die is eigenlijk geen knip voor de
neus waard, maar je had wat om over te praten
en we hebbe wat of praat onder het skere en ee-
vends op 't hoekie bij de beurs gonge we weer
prate.
ik heb heel wat sien op Tessel Geboefte en ban
dieten heb ik oppakt en in t kesjot ops/ote, want
's nachts was ik peiisie en nachtwacht en had
een sjeko en een sabel. De Tesse/aars zeif zijn
eerlijk, maar 't was toen een arremoeijige boei en
van buuten kwam allemaal gespuis. Och, och wat
heb ik vochte met die bandieten, en nou kan ik
haast niet meer lopen, maar me hande zijn nog